plaats van straf na de dood. De idee van een hel als de plaats van eeuwige straf na de dood is in de Hebreeuwse bijbel nog niet bekend (behalve wellicht in Dan. 12:2).
De onderwereld is in Tenach nog een neutrale plaats waar iedereen zonder onderscheid na de dood heen gaat. In de hellenistische tijd dringt de idee van een hel echter, waarschijnlijk vanuit de Griekse wereld, het jodendom binnen. In de onderwereld wordt dan eerst een tweedeling aangebracht: de goeden gaan naar een goed oord, de slechten naar een slecht.De voorstellingen over het slechte oord ontwikkelen zich in de laatste drie eeuwen voor het begin van de jaartelling waarbij uiteindelijk het beeld van de hel als plaats van vuur waarin de goddelozen eeuwig branden dominant wordt. De lokalisering van de hel onder de aarde ondergaat eveneens een wijziging in die zin dat de hel ook vaak wordt geplaatst in de contreien tussen hemel en aarde. Niet alle joden geloofden in een hel. Bijv. de Sadduceeën wezen deze voorstelling af omdat die geen grond vindt in de Tora. Aanvankelijk wilden daarom ook de Samaritanen er niets van weten, hoewel dat sinds de vroege middeleeuwen veranderde.