(zie ook synagoge). In de laatste eeuwen van de Tweede-Tempel-periode ontwikkelde er zich naast de dagelijkse tempeldienst ook een wekelijkse sabbatsdienst in de synagoge.
We weten helaas zeer weinig van de liturgie van deze eerste eeuwen, maar gezien het feit dat de vroegste aanduiding voor een synagoge (derde eeuw v. C.) ‘huis van gebed’ is en omdat alle antieke (joodse en niet-joodse) auteurs spreken van het voorlezen van de heilige geschriften in de synagoge, lijkt het zeer waarschijnlijk dat gebed en schriftlezing (in de vorm van voorlezing van de Tora) al vanaf het begin vaste onderdelen van de synagogale eredienst waren. De schriftlezing zal in veel gevallen ook met vertaling en met uitleg gepaard zijn gegaan, waarbij de grens met een ‘preek’ (derasja) natuurlijk vloeiend was.Ongetwijfeld was er in de eerste eeuwen grote vrijheid tot lokale variatie, want pas de rabbijnen hebben in de loop van de tijd geprobeerd de eredienst te standaardiseren, bijv. door het invoeren van voorgeschreven gebedsteksten (Amida). In Babylonië werd er een andere cyclus van Toravoorlezingen ontwikkeld dan in Palestina, nl. een éénjarige, waar het Palestijnse jodendom een cyclus van drieëneenhalf jaar ontwierp; de Babylonische cyclus geldt thans nog steeds. In de late oudheid werden de diensten voor speciale feestdagen ook in toenemende mate verrijkt met voordrachten van religieuze poëzie.