lett. ‘het staan’ aanduiding voor het Achttiengebed dat staande wordt gebeden (in de rabbijnse literatuur wordt het ook Tefilla [het gebed] genoemd). Het Achttiengebed (Sjemone Esre [=18]) is na de oudheid het belangrijkste standaardgebed in de synagogale liturgie geworden.
De ontstaans- en ontwikkelingsgeschiedenis van dit gebed in de oudheid is echter in nevelen gehuld. Diverse elementen van de individuele gebeden vindt men weliswaar in joodse bronnen van vóór de middeleeuwen, maar een Achttiengebed zoals we dat nu kennen is pas uit de 9de eeuw bekend. De rabbijnse legende dat dit gebed aan het eind van de eerste eeuw n. C. zou zijn ingesteld door Samuel de Kleine is historisch uiterst onwaarschijnlijk want de bronnen geven duidelijk aan dat de tekst en het aantal der berakhot (zegenbeden) eeuwenlang aan fluctuatie en aanpassing onderhevig is geweest. Er was nu eenmaal geen centrale instantie die een gefixeerde standaardtekst aan alle joodse gemeenten dwingend kon voorschrijven.Ook waren er verschillen tussen de Babylonische en de Palestijnse versie van dit gebed (de eerste bevat 19 i.p.v. 18 beden). De Babylonische is gezaghebbend geworden en omvat de volgende thema’s: 1. God der vaderen. 2. Gods macht. 3. Heiligheid. 4. Kennis. 5. Berouw. 6. Vergeving. 7. Verlossing. 8. Genezing van zieken. 9. Zegen voor de landbouw. 10. De hereniging met de tien verloren stammen. 11. Rechtvaardige rechtspraak. 12. Straf voor de ketters en boosdoeners (hier is het omstreden of deze bede oorspronkelijk tegen de christenen gericht was of dat deze betekenis er pas later aan gegeven is; zie Birkat ha-Minim). 13. Beloning der vromen. 14. Herbouw van Jeruzalem. 15. Herstel van het huis van David. 16. Acceptatie der gebeden. 17. Dankbetuiging. 18. Herstel van de tempeldienst. 19. Gebed om vrede.