Vermaard, en nog in weezen, is het aloud Geslagt van deezen naam, te Amsterdam, alwaar het ruim tweehonderd jaaren, op de Regeeringslijsten bekend is, en, zo door het oeffenen van eenen uitgebreiden koophandel, als door het waarneemen van alle de posten van regeeringe en bewind, dien van Schout alleen uitgezonderd, zich van veels inwooners dier Stad onderscheiden, en, door aanzienlijke echtverbinterassen met de voornaamste Huizen heeft verzwagerd en vermaagschapt. Altoos bezield met den zelfden ijver, om den oorsprong onzer aloude en bij het Vaderland wel verdiende Geslagten, zo veel de uitstaande berigten toelichten, van den beginne naa te spooren, lust het ons, den volgreeks der WITSENS, van de vroegste tijden, voor te draagen; vermeldende tevens zo veele bijzonderheden, aangaande deezen en geenen, als uit echte bescheiden tot onze kennis zijn gekoomen.
Niet WITSEN, maar WITS, of liever WITSZ, was de oorspronklijke Geslagtnaam. Twee voorbeelden daar van zullen wij daar van, in ’t vervolg, nog op de Amsterdamsche Regeeringslijst ontmoeten. De vroegst bekende voorzaaten woonden in Noordholland, ten platten lande, aan het toen genoemde Witsmeir, heden bij den naam van de Schagerwaard bekend. Wat ook de reden moge geweest zijn, ’t zij overstrooming der landen, of de nabijheid van het lang geopende tooneel der bloedige twisten tusschen de Hollanders en de Westfriezen, vast gaat het, dat men, onzeker wanneer, te raade wierdt, dien oord te verhalen, en zich met der woon neder te zetten in of bij Akersloot, een bekend en niet onvermaard Dorp in Kennemerland, een groot uur gaans ten Zuiden van Alkmaar gelegen.
Een niet gering vermogen stelde den dus verhuizenden WITSEN of WITSZ in staat, om van den Graave van Holland een aanzienlijk Leengoed te koopen. Hier woonde het Geslagt op een Kasteel of Slot, het Huis van de Noort geheeten, naar ’t welk de vroegst bekende leden zich, eenigen tijd, genoemd hebben; doch welken toenaam zij, veelligt, hebben agterwege gelaaten, zints, naa hun vertrek van daar, het Gestigt, in de Spaansche oorlogen, een prooi der niets ontziende verwoestingen was geworden. Als eene niet onaanneemelijke reden van het verlaaten van het Voorouderlijk verblijf vinden wij aangeteekend, de toeneemende vermaardheid van Amsterdam, en het alomme uitgaande uitlokkende gerugt van de gelegenheid tot het overwinnen van schatten met eenen welaangeleiden Koophandel. JAKOB HENDRIKSZOON WITSEN of WITSZ was de naam des mans, welke dien stap waagde, en daar mede, gelijk ook zijne twee Zoonen, KORNELIS JAKOBSZOON en GERRIT JAKOBSZOON WITSZ, reuzensprongen deedt; zo dat de beide laastgenoemden den stoel der eere hebben beklommen, gelijk in ’t vervolg nader zal blijken.
Zo veel aangaande dit Geslagt, in ’t algemeen, hebbende aangemerkt, gaan wij nu over tot eenen meer onderscheidenen voordragt van den volgreeks der leden, in de orde des tijds, in welke zij geleefd hebben.
De eerste, welke in eene onafgebrokene opvolging van Vader tot Zoon, bekend staat, is
WITSE CLAASZ. VAN DE NOORT. Hij bewoonde het Slot van dien naam op zijn Leengoed te Akersloot, alwaar hij, in of omtrent het jaar 1498, zijne dagen eindigde. Den naam zijner Vrouwe vinden wij niet aangeteekend, maar wel die van zijne twee Zoonen, Deeze waren
1. Claas Jakobsz. Witsen van de Noort, van wien geene naakoomelingen overgebleeven, immers niet vermeld worden.
2. JAN WITSEN VAN DE NOORT, die volgt.
JAN WITSEN VAN DE NOORT, straks genoemd, heeft bij zijne niet genoemde Echgenoote twee Zoonen naagelaaten,
1. Dirk Jansz. van de Noort, getrouwd met Silletje Claas, bij welke hij kinderen heeft verwekt, wier nankoomelingen den toenaam van van de Noort hebben behouden, terwijl die van zijnen broeder, straks te noemen, derzelven agterwege hebben gelaaten. Gemelde naakoomelingen hebben nog veele jaaren te Akersloot gewoond, in aanzien en eere. Ten blijke daar van ziet men, niet alleen in een der Kerkglazen het geslagtwapen geschilderd, maar ook in het Koor der Kerke een fraaien Grafzerk, op welken het zelfde wapen is uitgehouwen.
2. HENDRIK Jansz. WITSZ of WITSEN, die volgt.
HENDRIK Jansz. WITSZ of WITSEN, en wiens Huisvrouwe wij den naam niet vinden aangeteekend, liet drie Zoonen naa:
1. JAKOB Hendriksz. WITSZ of WITSEN , die volgt.
2. Kornelis Hendriksz. Witsz of Witsen, welke vijf Dogters verwekte; twee van welke kinderen hebben naagelaaten.
3. Dirk Hendriksz. Witsz of Witsen; hij hadt kinderen en naakoomelingen te Akersloot, doch wier naamen wij niet vermeld vinden.
JAKOB Hendriksz. WITSZ of WITSEN was de persoon, die als de meer onmiddelijke Stamvader van het Amsterdamsche Geslagt moet beschouwd worden. Het voorouderlijk verblijf hebbende verlaaten, zette hij zich met der woon in die Stad neder, met oogmerk om ’er den Koophandel te drijven, waar in hij ook zeer voorspoedig slaagde. Hoewel wij den tijd dier verhuizinge niet vinden aangeteekend, blijkt het, egter, dat zulks omtrent, immer niet lang naa het begin der Zestiende Eeuwe moet gebouwd zijn.
De naam zijner Huisvrouwe was Alyt of Alida Gerbrands, en zij bij hem moeder van de volgende zes kinderen:
1. KORNELIS Jakobsz. WITSZ of WITSEN, die volgt.
2. Aatje Jakobs Witsz, getrouwd, voor de eerste maal met Barent Clomp, en voor de tweede reize met Jakob Laurensse, Schepen der Stad Haarlem, doch bij beiden kinderloos.
3. GERRIT Jakobsz. WITSZ of WITSEN. Hij was Schepen van Amsterdam, in de Jaaren 1585, 1591, 1597, 1598, 1600, 1602, 1603 en 1605. Opmerkelijk is het, dat wij in de twee eerstgenoemde jaaren zijnen naam op de eerste, en vervolgens altoos op de laatste wijze gespeld vinden. Al vroeger hadt zijn broeder COKNELIS zijne naamspelllng ih die van WITSEN veranderd. In den jaare 1609 wierdc GERRIT WITSEN Burgemeester van Amsterdam, en vervolgens in de Jaaren 1612, 1613, 1615, 1616, 1620, 1621 en 1625, Driemaaten is hij getrouwd geweest; eerst met Grietje Hillebrands van Rijnegum; vervolgens met Margareta Appelman, en eindlijk met Agneta Reijnst. Geene andere kinderen, dan twee Dogters zijn van hem naagebleeven, onzeker, egter, bij welke moeder:
a. Aafje Geritse Witsen, getrouwd met Dr. Matthijs Raaphorst, in de Jaaren 1627, 1629, 1631, 1633, 1634 en 1636 Schepen van Amsterdam, en Vader van Margareta van Raaphorst, getrouwd met Dr. Joan van Helmont, in de Jaaren 1657 en 1661 even als zijn behuwd vader, in Schepensbank gezetten.
b. Aartje Gerritse Witsen, gehuwd met Cornelis Bicker, Heere van Swieten, eerst Schepen, en naaderhand Burgemeester van Amsterdam, welken zij verscheiden kinderen baarde:
(1) Margareta Bicker, getrouwd met Gerrit van Helmond, Schepen en Raad van Amsterdam, zonder kinderen.
(2) Aaltje Bicker, echtgenoote geworden van Mr. Lambert, Raad, Schepen, Hoofdofficier en eindelijk Burgemeester der meer genoemde Stad.
(3) Elizabeth Bicker, in den echt verbonden met Mr. Andries de Graaf, eerst Schepen, vervolgens Rekenmeester der Graaflijkheids Domeinen van Holland en Westfriesland, naaderhand Burgemeester, en eindelijk Hoofdofficier van Amsterdam , uit welk huwelijk kinderen zijn naagebleeven.
(4) Maria Bicker, getrouwd met Gerbrand Ornia.
(5) Mr. Gerrit Bicker, Heer van Swieten, Hoogheemraad van Rhijnland, getrouwd, eerst met Aaltje of Alida van Papenbroek , en vervolgens met Cornelia Bicker. Hij hadt eene Dogter, Aaltje Bicker genaamd, die ongehuwd overleed.
4. Aagje Jakobs Witsen, gehuwd aan Jan Gerrit Codde, en bij hem moeder van vijf Zoonen en twee Dogteren;
a. Gerrit Codde, getrouwd met Jannetje Cornelis.
b. Pieter Codde, ongehuwd overleeden.
c. Jan Codde, insgelijks nooit gehuwd geweest.
d. Hillegond Codde, getrouwd met Huibert Eibertszoon Kriek, welken zij Vader maakte van de volgende kinderen:
(1) Aafje Kriek, voor de eerste maal gehuwd aan Willem Egbertszoon Baert, en vervolgens aan Dr. Jacobus Hillbrands, Burgemeester te Harlingen in Friesland. Beide haare huwelijken waren met kinderen gezegend.
(2) Maria of Marritje Kriek, voor ‘t eerst ge huwd aan Cornelis Egbertsz, en, naa diens overlijden, aan Simon Simonszoon van Hoorn.
(3) Aaltje Kriek, hebbende tot haaren eersten man gehad Kornelis van der Heijde, en vervolgens hertrouwd met Jan Simonszoon van der Heijde. Bij beiden is zij moeder geworden.
(4) Elbert Kriek, die voor ’t eerst ter vrouwe nam Stijntje Schellingwouw, en voor zijne tweede echtgetioote Anna Marcelis van Limburg.
(5) Jan Codde Kriek, gehuwd aan Geertje Arends, en bij haar Vader van kinderen.
(6) Jakob Witsen Kriek, de man van Grietje of Margareta Wolfraet, doch zonder kinderen.
(7.) Mr. Martin Kriek, getrouwd met Anna Wolfraet, insgelijks kinderloos.
(8) Gerrit Codde Kriek, in ’t huwelijk getreeden met Marritje Jakobs Kruijs, bij welke hij kinderen heeft verwekt.
e. Jakob Codde, ongehuwd overleeden.
f. Trijntje, of Catharina Codde, in het huwelijk getreeden met Jakob Jakobszoon Leeuw, doch zonder kinderen gestorven.
g. Isaak Codde , die ter echtgenoote nam Marretje Elders, bij weike hij verwekt heeft:
(1) Aagje Codde, getrouwd met David Claaszoon, doch bij hem geene moeder geworden.
(2) Jannetje Codde, de echtgenoot geworden van Jan Backer, welken zij kinderen heeft gebaard.
5. Trijntje, of Catharina Witsen, in den echt verbonden met Jan .... welken zij eene Dogter baarde
Belitje Jans . . .gehuwd aan Dr. Everhard Voskuijl, Geneesheer, die bij haar de volgende kinderen heeft verwekt:
(1) Adriana Voskuijl.
(2) Catharina Voskuijl, getrouwd aan Otto Steur, en bij hem moeder van kinderen.
(3) Juriaan Voskuijl, die ter Huisvrouwe nam Elizabeth van Buijl, bij welke hij kinderen heeft verwekt.
(4) Johannes Voskuijl.
(5) Everhard Voskuijl, op eene reize na Muskovie overleeden.
(6) Maria Voskuijl, de echtgenoote van Michiel de Bruijn, en bij hem moeder van kinderen geworden,
(7) Eva Voskuijl, in den echt getreeden met Johannes van Rijp, welken zij ook kinderen heeft gebaard.
6. Maria, of Marretje Jabobs Witsen, de echtgenoote van Engel Diedlof, en bij hem moeder van
Hendrik Diedlof, getrouwd met Balig Adriaansz, doch zonder kinderen gestorven.
CORNELIS JAKOBS WITSEN, boven vermeld, Zoon van JAKOB WITSZ of WITSEN, en broeder van GERRIT; insgelijks reeds vermeld, Raad der Stad Amsterdam, en Schepen in de Jaaren 1584, 1587, 1588, 1590, 1592, 1594 en 1595, in welk laatstgenoemde jaar hij overleeden is. Zijne echtgenoote was Maria Claasse Jonas, en bij haar Vader van de volgende kinderen
1. JONAS Cornelisz. WITSEN, verkooren tot Raad der Stad Amsterdam in den Jaare 1596, hadt, vervolgers, zitting in Schepensbank in de Jaaren 1601, 1604, 1606, 1608, 1610 en 1611, en eindelijk in het Burgemeesterijk gestoelte, in de jaaren 1619, 1623 en 1624. Zijne Echtgenoote was Weintje Jans Swaeroog, bij welke hij de volgende kinderen heeft verwekt:
a. Maria Jonas Witsen, getrouwd aan Gerrit Hudde, Bewindhebber der Oostindische Maatschappije ter Kamer Amsterdam, en bij haar Vader van
(1) Dr. Hendrik Hudde, in den Jaare 1653 Raadsheer in den Hoogen Raad in ’s Graavenhage, gehuwd aan Anna Rogh, bij welks hij kinderen heelt verwekt.
(2) Mr. Jonas Hudde, ongehuwd overleeden.
(3) Johannes Hudde.
(4) Wijntje Hudde.
b. Cornelis Jonasz. Witsen, Gouverneur van het Eiland Banda, in de Oostindiën, en aldaar, ongehuwd, overleeden.
c. Jan Jonasz. Witsen, ongetrouwd gestorven.
2. JAN Cornelisz. WITSEN, die volgt.
3. Adriaan Cornelisz. Witsen, in den Jaare 1592 overleeden, zonder immer getrouwd te zijn geweest.
JAN CORNELISZ. WITSEN, zo even vermeld, bekleedde den post van Excijnsmeesier binnen zijne geboortestad Amsterdam. Hij nam tot Echtgenoote Mejonkvrouwe Margareta Octgens van Waveren, Dogter van Nicolaas Fransz. Octgens van Waveren, Burgemeester, Schepen en Raad van Amsterdam, en van Pietertje Laurensse, van Moeders zijde eene afstammelinge van het zeer rijk en aanzienlijk geslagt van Heere Gerrit van Alkmaar. Jan Witsen wierdt, bij gemelde zijne echtgenoote, Vader van drie kinderen:
I. Petronella Jansse Witsen, getrouwd met Jakob van der Merckt, bij welke zij moeder wierdt van
a. Lijsbet, of Elizabet van der Marckt, gehuwd aan Mr. Gerrit Bors van Waveren, Burgemeester, Schepen en Raad der Stad Amsterdam.
b. Margaretha van der Marckt
c. Mr. Johan van der Marckt.
d. Maria van der Marckt.
2. Maria Jansse Witsen, gehuwd aan Dr. Pieter Opmeer, Schepen en Raad van Amsterdam, en vervolgens Raadsheer in ’s Graavenhage; uit welk huwelijk de volgende kinderen zijn gebooren.
a.Catharina Opmeer, de huisvrouw van Casper van Keulen, en bij hem moeder van
(1) Pieter van Ceulen.
(2) Catharina van Ceulen
(3) Gaspar van Ceulen.
(4) Susanna van Ceulen,
(5) Camelia van Ceulen.
b.Mr. Nicoiaas Opmeer, Burgemeester, Schepen en Raad van Amsterdam.
c. Pieter Opmeer
3. CORNELIS Jansz. WITSEN, die volgt.
Dr. CORNELIS Jansz. WITSEN, zo aanstonds genoemd, was Schepen in zijne geboortestad, in de Jaaren 1636, 1638, 1640, 1641, 1644, 1645, 1647, 1648, 1650 en 1651. In den Jaare 1643 zitting onder de Raaden hebbende genomen, beklom hij het Burgemeesterlijk gestoelten, in de Jaaren 1653 en vervolgens in 1658, 1662 en 1667; in welk laatstgemelde jaar hij de Burgemeesterlijke waardigheid tegen die van Hoofdschout der Stad verwisselde.
Hij nam ter echtgenoote Catharina Opsie, Dogter van Lambers Lambertsz. Opsie en Grietje Gerbrands, en verwekte bij haar de vijf volgende Zoonen:
1. Jan Kornelisz. Witsen, Sekretaris der Stad Amsterdam, ongehuwd overleeden.
2. LAMBERT Cornellsz. WITSEN, die volgt.
3. NICOLAAS Cornelisz. WITSEN. Van deezen zal, naar de Geslagtlijst, in een afzonderlijk Artikel, gesprokeo worden.
4. CORNEUS Cornelisz, WITSEN, Kapitein in dienst de Algemeene Staaten, ongehuwd overleeden, in den ouderdom van zevenendertig jaaren, aan de gevolgen van eenen val met zijn paerd, ’t welk, door geweldig steigeren, met hem agter over viel. Zijn beleid en dapperheid, bij verscheiden gelegenheden gebleeken, wordt hoog geroemd. Merkwaardige proeven van ’t een en ander vertoonde hij, deels in de verdeediging van ‘t Huis te Kroonenburg, bij Loenen, in den Jaare 1672, door de Franschen aangevallen; deelIs ook in den vermaarden Veldslag van Senef, in den jaare 1674 geleverd. Veel hadt, hij, daarenboven, gereisd, in de landen, ten Zuiden en ten Oosten van de Middelandsche Zee gelegen. Als eene bijzonderheid, welke hij, evenwel, met andere reizigers in die gewesten gemeen hadt, vindt men wegens onzen Krijgsheld aangeteekend, dat hij het Wapen van Jeruzalem, met dat van Bethlehem, nevens eenen gekruisten Christus, in het vel van zijnen eenen arm droeg.
5. JONAS Cornelisz. WITSEN, die naaderhand zal volgen.
LAMBERT CORNELISZ WITSEN, boven genoemd, begaf zich, even als zijn broeder CORNELIS, in dienst der Algemeene Staaten. ’s Mans dapperheid wierdt door den Koning van Frankrijk met de Ridderlijke waardigheid beloond. Bij eene Akte van den vierden Februarij des Jaars 1673 vereerde hem Prins WILLEM DE III met den post van Kolonel van een Regiment Voetknegten, in dienst der Vereenigde Gewesten. Naderhand benoemde hem de Wethouderschap der Stad Amsterdam, in den plaats van den overleedenen Heere Jakob Bicker, tot Sergeant Majoor en Eersten Wagtmeester der Stad, volgens eene Akte, geteekend den vierden Januarij des Jaars 1676.
Hij was getrouwd met Sara Nuits, Dogter vanf Denijs Nuits, voornaam Koopman te Amsterdam, en van Anna Nijs, en verwekte bij haar de volgende elf kinderen:
1. Anna Camelia Lamberts Witsen, in de maand Julij des jaars 1671, ongehuwd, overleeden.
2. Catharina Lamberts Witsen, in de maand Januarij des Jaars 1700, insgelijks ongetrouwd, gestorven.
3. Cornelis Lambertsz. Witsen, in den Jaare 1695 Commissaris en Postmeester der Stad Amsterdam, ongehuwd gestorven, in de maand Januarij des Jaars 1704.
4. Anna Lamberts Witsen, insgelijks nooit getrouwd geweest.
5. Denijs Lambertsz. Witsen, Postmeester te Amsterdam in de maand September des Jaars 1695 overleeden.
6. Aafje Lamberts Witsen, in de maand Junij des Jaars 1678, ongehuwd gestorven.
7. Maria Lamberts Witsen, getrouwd met Jakob Backer Lestevenon, in dan jaare 1729 Schepen van Amsterdam, als mede Bewindhebber der Westindische Maatschappije, welken zij eene Dogter baarde, Sara Maria, gehuwd aan Pieter de la Cour, Sekretarïs van Amsterdam.
8. Lambert Lambertsz. Witsen, gebooren op den eersten Maart des Jaars 1681, Sekretaris der Stad Amsterdam, en Commissaris der Monsteringe, ongehuwd.
9. Mr. NICOLAAS Lambertsz. WITSEN, gebooren op den vijfëntwintigsten Maij des Jaars 1682, Raad der Stad Amsterdam, en Schepen in de Jaaren 1720, 1723, 1724, 1731, 1732. Tweemaalen is hij getrouwd geweest. Zijne eerste Echtgenoote wierdt, op den derden Julij des Jaars 1704, Jenkvrouwe van Anna Catharina Tulp, Dogter van Dirk
Tulp, Ridder Baronnet, Schepen der Stad Amiïerdam, Bewindhebber der Oostindische Maatschappije, en Meesterknaap van Holland, en van Catharina Restjou.
Uit dit huwelijk zijn de volgende kinderen gebooren:
a. Lambert Nicolaasz. Witsen, gebooren den eersten Julij des jaars 1705, in zijne vroege jeugd gestorven.
b. Catarina Nicolaas Witsen, gebooren op den negenëntwintigsten April des jaars 1706.
c. Sara Maria Nicolaas Witsen, gebooren den drieëntwintigsten November des Jaars 1707, en op den zeventienden Maart des Jaars 1727 getrouwd met Nicolaas van Strijen, Sekretaris van Anmsterdam, Zoons van Mr Quirijn van Strijen, Burgemeester en Raad der zelfde Stad, en bij hem moeder van eenen Zoon, Nicolaas geheeten, gebooren op den achttienden Maart des Jaars 1732.
d. Nicolaas Nicolaasz. Witsen, gebooren den elfden October 1709, Sekretaris van Amsterdam, ongehuwd overleeden.
e. Diderik Nicolaasz Witsen, gebooren op den derden Maij 1711, in zijne jeugd gestorven.
f. Esther Elizabeth Nicolaas Witsen, gebooren den negenden September 1711.
Uit het tweede huwelijk van Heere NICOLAAS wierdt gebooren een Zoon
g. Lambert Nicolaasz. Witsen geheeten, ter waereld gekoomen op den eenëntwintigden November 1721, jong gestorven.
10. Jan Lambertsz. Witsen, Sekretaris der Stad Amsterdam, op den vierden Februarij des Jaars 1703, ongehuwd, overleeden.
11. Aafje Lamberts Witsen, op den veertienden Junij des Jaars 1688 gestorven.
Mr. JONAS WITSEN, jongde Zoon van CORNELIS Jansz. WITSEN, boven genoemd, was, in den Jaare 1673, Commissaris der Stad Amsterdam. Zijne zucht door kunsten en weetenschappen voerde hem buitenslands, om, door verkeering met allerlei soort van Geleerden, zijne kundigheden te vermeerderen en te beschaaven. In Zweden was hij zeer gezien ten Hove, en genoot hij de eere, van meermaalen in de tegenwoordigheid van Koning KAREL DEN XI te worden toegelaaten. Naa zijne uitlandsche reizen volbragt te hebben, tradt hij in ’t huwelijk met Sara van Raij, Dogter van een aanzienlijk en vermogend Koopman in zijne geboortestad.
Doch van korten duur was die echtverbintenis; negen weeken naa de voltrekking daar van overleedt hij, in den bloei zijner jaaren, zijnde niet hooger geklommen dan tot het negenëntwintigste jaar zijns ouderdoms. Zijne jonge echtgenoote, ten tijde zijns ontijdigen afstervens, zwanger, baarde vervolgens eenen Zoon,
JONAS Jonasz. WITSEN, eerst Sekretaris der Stad Amsterdam, vervolgens, in den Jaare 1714, aangesteld tot Baljuw en Dijkgraaf van Amstelland, midsgaders Dijkgraaf van den Hoogen Zeeburg en Diemerdijk, en eindelijk, in het volgende jaar, tot Schepen in zijne geboortestad.
Niet lang, nogthans, bekleedde hij die aanzienlijke posten; hij overleedt op den eenëndertigsten Mai des laatstgenoemden Jaars 1715. Hij was een kundig liefhebber van zeldzaamheden van natuur en kunst, van welke hij, met veel kunde en oordeel, eene aanzienlijke Verzameling hadt bij een gebragt; die vervolgens van zijnen kunstkundigen Zoone, hier naa te noemen, de eigendom geworden is.
Tweemaalen is de Heer WITSEN getrouwd geweest. Zijne eerste Echtgenoote was Elizabeth Baseliers, eene vermogende erfdochter uit Suriname. Ten koste van haar leven baarde deeze hem eenen Zoon, doch die kort naa zijne moeder stierf, en te gelijk met haar wierdt begraaven. Vervolgens tradt hij in ’t huwelijk met Jonkvrouwe IZABELLA. MARIA HOOFT, jongste dogter van Mr. Gerrit Hooft, Burgemeester der Stad Amsterdam, en Bewindhebber der Oostindische Maatschappije ter Kamer Amsterdam. Zes kinderen waren de vrugt deezer echtverbintenisse:
1. Mr. JONAS WITSEN, gebooren den zesden Augustus des Jaars 1705, wierdt, in den Jaare 1727 Commissaris, en, in dat zelfde jaar, Sekretaris der Stad Amsterdam, Schepen in den Jaare 1733, eindelijk Burgemeester in den Jaare 1765. Deeze, de erfgenaam van zijns Vaders Kunstverzamelinge, en groote Kenner der Tekenkunde, was de voornaame hersteller van het vervallen Teekenschool te Arosterdam, ’t welk hij met de eere verwaardigde, om het opperbestuur daar van te aanvaarden, in den Jaare 1765. In den Jaare 1731 was hij in den echt getreeden met Jonkvrouwe ALBERTA MARIA PELS, jongste dogter van Jan Lucas Pels, vermaard Koopman te Amsterdam, en van Johanna Schuijt. Hij verwekte bij haar eenen Zoon,
Jonas Witsen de Jonge, gebooren den eenëntwintigsten Mai des Jaars 1733 , Commissaris der Stad Amsterdam.
2. Gerrit Jonasz. Witsen, jong gestorven.
3. Mr. NICOLAAS WITSEN Jonaszoon, gebooren den tienden October 1707, in den Jaare 1729 Commissaris der Stad Amsterdam, en vervolgens Schepen, in de Jaaren 1736, 1738 en 1739.
4. Elizabeth Jonas Witsen, jong gestorven, tweeling met
5. Catharina Jonas Witsen , gebooren den dertigsten November 1708, en in den Jaare 1733 getrouwd met Mr. Gerrit Hooff, Sekretaris en vervolgens Schepen van Amsterdam.
6. Gerrit Jonasz. Witsen, jong overleeden.
Tot hier toe loopen onze berigten wegens het aanzienlijk Geslagt. Bij mangel van voldoeninge aan onze herhaalde uittnodiginge en eerbiedig verzoek, aan de nog leevende leden onzer Vaderlandsche Geslagten, zijn wij genoodzaakt, den draad hier te moeten afbreeken.