is een aanzienlijk oudadelijk Geslagt, nog heden ten dage in Friesland bekend, en in het bezit van hooge waardigheden, hoewel de Leden van hetzelve thans, op verre na, niet zo talrijk zijn als voorheen. De Stamvader des Geslagts, voor zo verre het zich, in de gemelde Provincie, beroemd heeft gemaakt, was JOHANNES ONUPHRIUS, Vrijheer van Schwartzenberg en Hohenlansberg, een Edelman uit Frankenland, alwaar het, onder den naam van Seinsheim of Sauwesheim, reeds eeuwen lang bekend geweest was, en aldaar gebooren in den Jaare 1513.
Al vroeg, volgens de gewoonte dier tijden, begaf deeze zich in den Krijgsdienst, en volgde Keizer KAREL DEN V na Italie, toen deeze Vorst, in dat Gewest, tegen FRANÇOIS DEN I, Koning van Frankrijk, den Oorlog voerde. Niet hooger dan den ouderdom van twintig jaaren hadt hij bereikt, toen hij, in de hoedanigheid van Kolonel, over eene bende van duizend paerden het bevel voerde. In Frankenland leefde, ten dien tijde, een Edelman, FRITS of FREDERIK VAN GROMBACH geheeten. Deezen zondt Keizer KAREL na de Nederlanden, met naame na Friesland, alwaar hij zijnen Meester zo getrouwelijk diende, dat hij tot Drost van Harlingen wierdt aangesteld, toenmaals een zeer gewigtig ampt, alzo de gemelde Stad van een sterk Blokhuis of Kasteel voorzien, en, aan dien oord, de sleutel van het Gewest was. Geduurende zijn verblijf in Friesland, kwam de Heer VAN GROMBACII in kennis en gemeenzaame verkeering, en wierdt vervolgens in den echt verbonden met LUCIA, Dogter van Jonkheere HESSEL VAN MARTENA, van Beetgum, Ridder en Geheimen Raad des Hertogs van Saxen. De Heer VAN GROMBACH verwekte bij zijne Echtgenoote vier kinderen, MARIA, SIXTUS, KAREL en HESSEL, overleedt op Martena-State, een fraai Slot, nog heden, in het Dorp Beetgum in weezen, en wierdt in de Kerk begraaven, alwaar men nog tegenwoordig, op het Familiegraf, de volgende Latijnsche dichtregels leest:
„JANUS ego Illustris, qui Schwartzenbergius Heros
Ante fui ex Francis natus in Imperio,
Mortuus hic recubo, et mecum mea blandula coniux,
Ex Grombachiacae nobilitate, jacet.
Cum vixi, arma tuli, et curm Caesare castra secutus,
Carolo, in Italia digna Trophæa tuli.
Nunc me huc fata vocant, ac commoda funera condunt,
In Betegum cum spe, cumque quiete, fide.”
Naa het overlijden van den Heere VAN GROMBACH, besloot zijne Weduw, nevens haare Dogter MARIA, eenen keer te doen na Frankenland, om haare Zoonen, welke zich aldaar op de Vaderlijke Goederen onthielden, te bezoeken. Intusschen was de Vrijheer VAN SCHWARTZENBERG uit Italië te rug gekeerd. De gemeenzaame verkeering, welke hij met de drie bovengemelde Broeders hieldt, bragt hem in kennis met de Zuster Jonkvrouwe MARIA, die, welhaast, in wederzijdsche genegenheid, en voorts in een huwelijk veranderde. De echtverbintenis wierdt geslooten, op voorwaarde dat de Heer VAN SCHWARTZENBERG zijne Echtgenoote en Moeder na Friesland verzellen, en aldaar zijn vast verblijf zoude neemen. Dit viel voor in den Jaare 1545. Hij bereikte een hoogen ouderdom, zijnde overleeden op den zevenënwintigsten Maart des Jaars 1584, het eenënzeventigste zijns leeftijd. Sints dien tijd, tot heden toe, is ’s Mans naageslagt, in eene rechte lijn, voortgeplant, zijnde daar uit voortgekoomen Jonkheer GEORG FREDERIK, Baron thoe Schwartzenberg en Hohenlandsberg, in leeven Grietman van Menaldumadeel, Meesterknaap van het Jagtgerigt, en Kurator van ’s Lands Hoogeschool te Franeker; een Edelman van meer dan gemeene kunde en ervarenheid in de Vaderlandsche Geschiedenissen.
Getuigenis hier van kan draagen, de nuttige Verzameling, met ongemeene moeite bij een gebragt, bekend onder den tijtel van Charterboek van Friesland. Zijn Hoogedele, door een onverhoedschen dood, in den bloei des leevens, aan het Vaderland ontrukt, heeft eenen Zoon, en tot Opvolger in de waardigheid van Grietman over Menaldumadeel, naagelaaten, Jonkheer GEORG WOLFGANG KAREL DUKO, Baron thoe Schwartzenberg en Hohenlandsberg.
Behalven de reeds gemelden, heeft dit Geslagt verscheiden Leden uitgeleverd, welke, in de Provincie Friesland, aanzienlijke waardigheden bekleed hebben. Een derzelven een Krijgsman van hoogen rang, was tevens Bevelhebber van Namen, ten tijde als de Algemeene Staaten, in het Kasteel dier Stad, Krijgsbezetting hielden. Een der Zoonen, door hem naagelaaten, is, terwijl wij dit schrijven, Grietman over Wonzeradeel.
Zie [i]Tegenw. Staat van Friesland.