Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 09-12-2022

Noue

betekenis & definitie

FRANÇOIS DE LA NOUE, bijgenaamd Bras de fer, of Yzerenarm, naar den geenen, welken hij droeg, in de plaats van zijnen natuurlijken, dien hij verlooren hadt in de binnenlandsche Oorlogen in Frankrijk, uit welk Koninkrijk hij geboortig was. Hij was, schrijft HOOFT, “een Heer van den gezuijverden Godsdienst, en wijdbefaamt om zijn’ Krijgskund’ en voorzightigheit; maar wiens deughdzaamer, oprechter, en zoetelijker van zeeden, misschien veele eeuwen opwaarts niet hadden voortgebraght.” Gemoedigd door zo treffelijke hoedanigheden, en op voorslag des Prinsen VAN ORANJE, benoemden hem de Algemeene Staaten tot hunnen Legermaarschalk, in den Jaare 1578. Een blijk van zijnen moed vertoonde de Heer DE LA NOUE, in de maand April des volgenden jaars. Want als de Heer LA MOTTE, met zijn volk, zich bij Duinkerken gelegerd hadt, viel hij, met tweeduizend Knegten en zeshonderd Paerden, denzelven onverhoeds op 't lijf, doodde 'er tweehonderdvijftig van, en sloeg de overigen op de vlugt. Van nieuws VERZAMELDE LA MOTTE zijne Benden, en maakte onze Legermaarschalk rekening, andermaal hem aan te vallen. Doch de agterlijkheid der Vlamingen, in het verzorgen van mond- en krijgsbehoeften, was oorzaak dat hij niets meer konde uitregten, dan, met kleine benden, hem het stroopen en brandschatten beletten.

In de volgende maand, naa deeze ontmoeting, sloeg de Hertog VAN PARMA het beleg om Maastricht, en wierdt de Heer DE LA NOUE tot Bevelhebber daar binnen verkoozen. Hij kende de aangelegenheid dier Stad, en was ijverig bedagt op haare behoudenis. Maar van oordeel zijnde dat deeze inzonderheid hing aan onderstand van buiten, en hij, met het verzorgen van dien, het meeste nut konde doen, vondt hij niet geraaden, zich te laaten opsluiten binnen eene Stad, welke, aan Bezettinge, slegts duizend, en, aan alle de weerbaare manschap, niet meer dan vierduizend man telde. Yverig hieldt hij daarom aan, om vermeerdering van magt, bij de Algemeene Staaten; die, evenwel, uit hoofde der oneenigheid, welke onder hen regeerde, traaglijk aan zijn verzoek voldeeden. Toen sloeg hij op weg na Maastricht; maar de Stad, op eenigen afstand, genaderd zijnde, vondt hij de toegangen zo digt geslooten, dat hij den doortogt onmogelijk rekende.

Dus ongelukkig, buiten zijne schuld, hier het hoofd gestooten hebbende, zondt hem Prins WILLEM DE I, in de maand November, na Warwijk, alwaar de Malkontenten verzameld waren; hij kwam aldaar, op den veertienden der maand, met ongeveer vijfentwintighonderd man, en maakte, naa merkelijken tegenstand ontmoet te hebben, zich meester van dit rooversnest. Die door de vlugt ontkwamen, wierden door hem naagezet, en deels gedood, deels uit het Land verdreeven: zodat het hem gelukte, dien hoek van Vlaanderen zo goed als te zuiveren. Men roemt een zegswoord van 's Heeren LA NOUE’s Troepen, omtrent deezen tijd gesproken, en waar uit de aart des Veldheeren mag worden afgeleid. Gehoord hebbende dat hunne agterstallige soldij te Meenen was aangekoomen, 't gaf toen geen pas, zeiden de edelaartige Franschen, om aan geld, maar op elks pligt en weldoen te denken: een blijk, dat hun, zo wel als den Overste, de eere ter harte ging.

In den Jaare 1580 hadt de Heer DE LA NOUE, in Vlaanderen, eenige Troepen op de been. In verwagting van Engelsche benden, belegerde hij, daar mede Ingelmunster, een kleinen Burgt aan de vliet Mander, uit welken de Waalen of Malkontenten de naaste Dorpen grootlijks beschadigden. Intusschen ontving hij berigt, van etlijke burgers van Rijssel, hoe 'er kans ware, die Stad, bij verrassing, te bemagtigen. Eene uitgeleezene bende van Ruiters en Knegten tot zich genomen hebbende, slaat hij daar mede op weg. Doch, verneemende dat de Burggraaf van Gent, met meerder manschap dan hij zelve hadt, in aantogt was, vondt hij geraaden, te wijken na Wakken, een Dorp twee mijlen van Ingelmunster. Van daar, om den vijand te keeren, zondt hij, om den brug over de Mander af te breeken, den Heer VAN MARQUETTE; die, egter, deezen last niet volvoerde, maar SIMON DE RYK, Zoon van den vermaarden JAKOB SIMONSZOON, nevens eenen Edelman van LA NOUE, aan MYHOVEN zondt, om den last, hem gegeeven, te doen volvoeren. Dit bleef agter; en de Markgraaf, met kleine moeite den brug bemagtigd hebbende, viel aan op 't Leger van LA NOUE; die, kwalijk ingevolgd van de zijnen, in den slag, welke daar op volgde, de nederlaage bekwam, en met een zijne vrijheid verloor. Bitterlijk smartte den Staaten het verlies van zo getrouwen Krijgsoverste, dien zij nu voor altoos kwijt raakten. Want overgeleverd zijnde, door den Burggraaf van Gent, welken hij in den bloede bestondt, aan den Hertog VAN PARMA, bleef hij in hegtenisse, tot in den Jaare 1585, wanneer hij zijne vrijheid bekwam, op de harde voorwaarde, met eede gestaafd, van nimmer tegen de Spaanschen te zullen dienen, zonder uitgedrukt bevel van zijnen Opperheere den Franschen Koning. De Heer VAN TELIGNY, insgelijks in 's Lands Geschiedenissen bekend, was de Zoon van den Heere DE LA NOUE.

< >