Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 09-12-2022

Meiery

betekenis & definitie

De MEIERY van 's Hertogenbosch, gelegen in Staatsch Brabant, ten Noorden aan Gelderland en Holland grenzende, is eene uitgebreide Landstreeke: zij beslaat, in haare grootste lengte, van 't Noorden na het Zuiden, vijftien, en in de breedte, van 't Oost na 't West, ruim tien uuren gaans. De reden en oorsprong der benaaminge moet, naastdenkelijk, gezogt worden in het woord Meior of Meier, zo veel als Hoofdschout. Dus zou de oorspronklijke betekenis van Meierij zo veel zijn als Hoofdschoutsampt. Uit den aart is de doorgaande grondgesteldheid van de Meierij dor en schraal, hei- en duinagtig, moetende door herhaald mesten en gestadigen arbeid, tot vrugtdraagen als genoodzaakt worden. Langs de Maaze en andere riviertjes, welke het Gewest doorstroomen, ontmoet men alleenlijk eenige uitzonderinge op deezen regel. Door zulk een gestadig en vlijtig bewerken van den grond, geeft dezelve, ginds en elders, meer dan middelmaatige Rogge, Boekweit, Haver en Vlas, als mede zeer goede Boomvrugten en Peulvrugten. Volgens herhaalde Plakaaten der Algemeene Staaten, zijn de Landzaaten gehouden tot het planten van Eiken-, Beuken- en Berkenboomen, tot Brand- en Timmerhout. Men ademt 'er eene gezonde lucht; waar van ten bewijze dienen de veelvuldige oude lieden, welke men 'er aantreft. Behalven de Maaze, vindt men 'er verscheiden kleine rivieren, en langs dezelve de beste Dorpen van het Land. De inwooners van de Meierij zijn gemeenlijk arm; dewijl ze, door den zuuren arbeid, van de schraale Landerijen naauwlijks meer dan volstrekt noodigen lijftogt kunnen verzamelen. Eer men, door zwaare strafoeffeningen, daar tegen hadt voorzien, ontmoette men, hierom, meer dan in eenige andere Gewesten der Generaliteit, zeer veele Dieven in de Meierij. Veele Landzaaten geneeren zich met de Veehoederij, waar toe de schraale Heilanden overbekwaame gelegenheid verschaffen. Van de Schaapen, welke men 'er in groote menigte aanfokt, wordt de Wolle gebruikt in de Lakenweeverijen te Tilburg, Oosterwijk, Geldorp en elders. In vier Hoofddeelen of Kwartieren is de Meierij van 's Hertogenbosch verdeeld : het Kwartier van Oosterwijk, het Kwartier van Kempenland, het Kwartier van Peelland, en het Kwartier van Maasland.

Betreffende de Regeering van de Meierij; de Hoogschout van de Stad 's Hertogenbosch oeffent insgelijks in de Meierij zijn gezag over lijfstraffelijke misdaaden, in alle zodanige plaatzen, die van de Algemeene Staaten onmiddelijk afhangen. Daarenboven kan hij eene algemeene Vergadering van alle de Kwartieren beschrijven, wanneer 'er zaaken voorvallen, de Meierij in 't algemeen raakende. Doch in Burgerlijke zaaken heeft hij geen zeggen. Over ieder der vier gemelde Kwartieren stellen de Algemeene Staaten een Amptenaar aan, onder den naam van Kwartierschouten. Hun gezag bepaalt zich alleen tot Burgerlijke zaaken. De Plakaaten en OrDonnantien der Algemeene Staaten en van den Raad van Staate worden door hen afgekondigd. Wijders staan zij over de Verpagting der Gemeene Middelen, en over het hooren van de Rekeningen der Ontvangers. Van de burgerlijke Geldboeten en de overtreedingen van 's Lands Plakaaten moeten zij voornaamelijk hun bestaan hebben; want hunne vaste wedde bedraagt slegts vijfhonderd Guldens Jaarlijks. Ten tijde der Verpagtinge van 's Lands Tienden, wordt in ieder Kwartier eene algemeene bijeenkomst gehouden, Kwartiersvergaderinge genoemd. Een Griffier, over ieder Kwartier aangesteld, houdt aantekening van het voorgevallene in deeze Vergaderingen. Daarenboven houden de Algemeene Staaten, in de bijzondere Kwartieren, verscheiden Bedienden, tot het ontvangen van de Verpondingen, en van de Inkomsten der Kerkelijke en andere Gemeene Lands Goederen.

In de geheele Meierij zijn honderdenzes Kerken, welke bediend worden door zestig vaste Leeraars; de meeste van welke op twee of drie Plaatzen den Dienst moeten waarneemen. In twee Klassen zijn de Gemeenten verdeeld; de Klassis van 's Hertogenbosch, en de Klassis van Peelland en Kempenland. Beiden behooren tot het Sijnode van Gelderland. Uitgezonderd de Heerlijkheden, welke het regt van Patroonschap bezitten, moeten de overige Gemeenten, wanneer zij eenen Leeraar noodig hebben, handopening en goedkeuring verzoeken van den Raad van Staate. Ten platten Lande beloopt de Jaarwedde der Predikanten zeshonderd Guldens. Doch die twee of drie Gemeenten bedienen, trekken nog honderdvijftig Guldens daar boven. Van de Rentmeesters der Geestlijke Goederen ontvangen zij, elk vierendeel jaars, hunne betaaling. Zeer veele Roomschgezinden ontmoet men in de Meierij; tegen de betaaling van zekere Recognitie, genieten ze 'er vrijheid van Openbaare Godstdienstoeffeninge. Eene Kerk, welke niet meer dan éénen Priester heeft, moet vijftig Guldens opbrengen; doch, zo 'er een tweede bijkoome, nog vijfentwintig Guldens daar boven. Het Gemeene Land trekt niets van deeze belastingen; dezelve wordt geheel onder de Officieren verdeeld, behalven dat de Ontvangers der Recognitiegelden den veertigsten penning voor hunne moeite genieten.

< >