Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

Schaapen

betekenis & definitie

SCHAAPEN. Deezen naam geeft men te Amsterdam, aan de zulken, die, bij de openbaare veilingen van vaste Goederen, de hoogste bieders gebleeven zijnde, of eenig Perceel gemijnd hebbende, geenen voldoenden borg kunnen stellen tot genoegen van den Verkooper.

De zulken, zo dra hun onvermogen blijkt, worden van de aanschouwers uitgejouwd en nageblaat. Men vindt ’er, naamelijk, zomtijds, lieden, die, ’t zij bij Willige, of bij Verkoopingen bij Executie, op eenige vastigheid bieden, boven hun credit of vermogen, enkel in het vooruitzigt op den plokpenning, die aan den meestbiedenden wordt afgegeeven, en in de hoop, dat, bij het neemen in slag, het geveilde goed hun zal worden afgemijnd. Al vroeg schijnt deeze ongeoorlofde voordeelbejaaging, te Amsterdam, te hebben plaats gehad. BREDERODE zinspeelt hier op, wanneer hij, ergens, in een van zijne Tooneelstukken, iemand doet zeggen:Dat kleyne Mannetje, dat op d' execucy loopt,

En de plockjes haalt op d' Erfgoet dat men verkoopt,

Bleef gisteravont an een groot huys hanghen.

Om dusdanige onregtvaardigheden te voorkoomen, heeft de Wethouderschap eene bepaaling gemaakt, volgens welke hij, die dus Schaap blijft, gelijk men ’t noemt, voor de eerste reize met eene opsluiting van twee, voor de tweede maal van drie maanden in het Rasphuis wordt gestraft, en voor de derde maal eene geesseling binnens kamers ontvangt. Zelf heeft men, in ’t Amderdamsche Rasphuis, eene afzonderlijke plaats, alwaar dusdanige misdaadigen worden opgeslooten.

Zie Handvesten van Amsterdam.

Schaarweiden

SCHAARWEIDEN. Deezen naam draagen, in Gooiland, zekere gemeene Velden of Weiden. Zie daar van een nader berigt, in ons Deel XVIII. bladz. 503 enz. onder ’t Artikel GOOILAND.

< >