een der twee Dorpen, in het Noorderkwartier vja het Markgraafscbap Bergen op den Zoom, een uur gaans van van het eerste, Zand daar buiten genaamd, waar van het is afgescheiden door de Roovaard, die uit de Mark, langs de Klundert, naar het Hollandsch Diep loopt. Fijnaard, legt met Willemstad en de Klundert, op een en het zelve Eiland, en genoegzaam in de midden. Ten aanzien van het Crimineel en Civil-Regtsgebied, behoord dit Dorp voltrekt aan het Markgraafscbap Bergen; doch wat de lasten aanbelangt, deswegen zijn de Ingelanden, zo wel van den Fijnaard, als der andere omleggende Polders, den 30 Junij van het Jaar 1587, in een tijd, als zij van de Algemeene Staaten, gelijk mede van die van Braband, als veriaaten scheenen, met Prins MAURITS, als Heer van de Wilmstad, overeengekoomen, om hunne gemeene middelen, ter verbetering, vermeerdering en onderhouding der vestingwerken van gemelde Stad, toetereiken.
Om die reden trekken de Algemeene Staaten, aldaar, tot heden toe, niets van de lasten, die door dezelven in andere plaatzen geheeven worden. Alleenlijk betaalen de Polders van de Fijnaard en van de Heiningen den hondersten penning, en de belastingen op de komsumptie, aan den Prins VAN ORANJE, die daar uit het onderhoud der gemelde vestingwerken, als mede van de Berlake Schans, bekostigd. Ten aanzien van het Kerklijke, is dit Dorp mede van het Markgraafschap gescheiden; zijnde de Predikant aldaar een Lid van de Klassis van Dordrecht.