Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

DIRK DE SNIJDER

betekenis & definitie

een der beruchtte Naaktloopers, of zogenaamde Adamiten. Onder zijn afbeeldzel, door VAN SICHEM in het koper gebragt, leest men, in ’t Hoogduitsch, het volgende: „Na de geboorte onzes Heeren 1535, hebben zig vertoond zeven mannen en vijf vrouwen, en vergaderd in de Zoutsteeg, in het huis van Johan Siberts, die zelve afweezig was: onder de mannen was deze Dirk de Snijder, de eerste en voornaamste, die door een verkeerden geest gedreeven, ter aarde nederviel, en voor zijne zogenaamde broeders en zusters, seer sterk begon te bidden, zo dat alles wat in de kamer was, begon te zidderen en te beeven; als zijn gebed geëindigd was, zo stond hij wederom op, en gaf voor God zelfs in zijne Majesteit aanschouwd te hebben, ook met hem gesprooken, en in de Hemel en Hel geweest te zijn, en daar ondervonden had, dat de jongste dag voor handen was.

Als hij deze woorden gesprooken had, trok hij zijne kleederen uit, en vertoonde zig geheel en al naakt, en gebood ook de anderen zo te doen, zonder dat zij hunne schaamte moesten bedekken, zeggende de waarheid moest naakt en bloot zijn. Zij zijn gebod volgende, wierpen alle hunne kleederen op het vuur, om te verbranden; dezelve in brand geraakt zijnde, liepen de mannen en vrouwen op straat, trokken de deur toe, en riepen overluit langs de straaten, wee! wee! wraak! wraak! doet boete! doet boete! stellende de gantsche Stad van Amsteldam in de grootste beroerten. De Burgers dit aanschouwende, dachten niet anders, of de Stad was verraden; en daarop dezelven vergaderd zijnde, werden op den zelven dag, zijnde den 5den Maart, deze Naaktloopers gevangen, en de mannen met den zwaarde gedood en de vrouwen verdronken, onder het geroep van looft den Heere en wreekt het bloed uwer knegten, wee! wee! en met meer andere uitdrukkingen, ondergingen zij hunne straffen.”

HORTENSIUS, in zijn Oproer der Wederdoopers, zegt ’er dit van: „Op den 23sten Januarij des jaars 1535, hebben de Wederdoopers in Holland geraadslaagd, om de Stad Leyden bij nacht in brand te steeken, waardoor aldaar groote commotie ontstaan is, welke aanslag, wijl die van Leyden, door het schrijven van de Kastelijn van Woerden, gewaarschouwd waren, door de Burgers verhoed werd. Korts daarna, te weeten op den 11den Februarij hebben de Wederdoopers een stoute seldzaame daad binnen Amsteldam bestaan; in de Zoutsteeg woonde een Laakensnijder, genaamd Jan Siewerts; deze was op dien tijd verrijst in Oostvriesland, om zijn handel; in dit huis waren zeeven mannen en vijf vrouwen te zaamen gekomen, onder dewelke een genaamd Dirk de Snijder, hem zelve uitgeevende voor een Profeet.

Deze Profeet heeft korts daarna drie uuren in den morgenstond, in een kamer van dezelve huize, in presentie van hun allen, hem plat op de aarde uitgestrekt ter nedergeworpen: en dewijl hij een gebed dede, is een ieder met sodanige schrik ende beweeginge bevangen geworden, dat de kamer en alles wat daarop en in was, scheen te schudden en te beeven; hij zijn gebed voleind hebbende, heeft tot een van haar beiden gesprooken, en gezegd, ik heb God in zijn Heerlijkheid gezien, en met hem gesproken, ik heb opgevoerd geweest in den Hemel, en ben vandaar gevoerd in de Helle, en heb alles doorzien, de groote dag des oordeels is aanstaande, en gij zijt in der eeuwigheid verdoemt, gij zijt de Helle nog niet waardig, maar in den diepsten afgrond zult gij verzinken. De andere antwoordden daarop, ô Hemelsche Vader weest mij genadig. Doe heeft de Profeet tot haar gezegd: de Vader heeft zig uwer ontferm, en tot kinderen Gods aangenoomen, uwe zonden zijn u vergeeven.

„Kort daarna zijn de voorschreven persoonen weder bij den anderen gekomen, ja sommigen van de vrouwen hebben haar mans uit het bedde verlaaten. De Profeet, nadat hij vier uuren tijds met prediken en bidden had doorgebracht, leide af zijn stormhoed, rappier, harnasch en andere wapenen, als ook zijne kleederen, en wierp alles in het vuur; zig aldus geheel naakt gesteld hebbende, beval hij de zes anderen, zig mede te ontkleeden, het welke zij terstond gedaan hebbende, van de vrouwen werden naargevolgd, hebbende niet een snoer aan zig om het hoofdhair mede op te binden, want Dirk de Snijder geoordeeld had, dat alles wat uit de aarde gesprooten of gemaakt was, in het vuur moest geworpen worden, zeggende: dat Gode eene aangenaame offer te zijn.

„Als nu de kieederen in het vuur begonden te smooken en te stinken, is de vrouw van den huize, van dit alles onkundig, daardoor ontwaakt, naar boven geloopen, en heeft deze menschen alzo naakt gevonden; aan haar beval de Profeet, dat zij zig terstond mede naakt ontkleeden zou, zo als zij deed, werpende haare kleederen mede op het vuur.

„Deze twaalf persoonen dus van alles ontbloot staande, zonder te weeten wat zij zouden verrigten, werd haar door Dirk de Snijder bevoolen, hem al roepende naa te loopen.

„Buiten de deur gekomen zijnde, zijn zij met een verschrikkelijk gebaar wel de halve Stad over en weder geloopen, zijnde haar gemeen geroep, wee! wee! de wraake Gods, de wraake God! zijnde ’er nooit afgrijzelijker gebrul gehoord, of gehoord kunnen worden, waarop de Burgers terstond in de wapenen gekomen zijn, en de markt hebben ingenomen, en daarna hebben zij deze Naaktloopers gevangen genomen, behalven ééne vrouw, die men niet wist waar ze beland was. Doe zij nu op het Stadhuis gebragt waren, toonde zij niet de minste schaamte, en wilde niet gedekt zijn, zeggende de waarheid moest naakt zijn. Inmiddels ontdekten de buuren de brand in het huis, daar zij zig ontkleed hadden, en waren genoodzaakt de deur met geweld te openen, om de brand te blusschen.

Op den 25sten Februarij werden de zeven mannen, en daar onder Dirk de Snijder, onder het geroep van looft God, enz. met den zwaarde gerecht, welke straffe echter geen de minste uitwerking had, om die verdoolde van hunne dwaaling terug te brengen.

Zie HORTENSIUS, Oproer der Wederdoopers, in folio, fol. 20, in 8° bl. 104-110, en niet, zo als bij WAGENAAR, Vaderl. Historie, V. Deel, p. 88 en 91, verkeerdelijk is aangeweezen; daar staat p. m. 309 en 310. beslaande het geheele boekje van HORTENSIUS, in folio, maar 26 folioos, en in 8° 168 bladzijden.

< >