Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

DIEMERBAN

betekenis & definitie

of de Banne van Diemen. Door dezelve liepen, van ouds, twee Heerenwegen, die nog in wezen zijn: de een loopt van den Afloop naar Diemen, door het Dorp en Diemerbrug, naar Ouderkerk aan den Amstel; de andere van Diemerdam, langs de Diem en over de Vinkenbrug, die eerst na het graaven der Muider Trekvaart gelegd is, langs de Bijlemer en Gaasp, naar Weesp. Beide deze wegen zijn, reeds vóór de bepoldering der landen, in wezen geweest. Schout en Schepenen van Diemen hebben, van onheugelijke tijden, deze wegen, als zijnde Heerenwegen, geschouwd; welk recht hun nog is toegekend, volgens Sententie van den Hoogen Raad, in het jaar 1755, op den 28sten September.

In het Crimineele spant de Bailjuw van Amstelland, zijnde thans de Heer . . . ELIAS, Oud Schepen en Raad der Stad Amsterdam, met zeven Schepenen, de Vierschaar over de Ban van Diemen, in het Rechthuis van het Dorp, of aan de Diemerbrug. De Schout, die tevens Secretaris is, zit, met de Schepenen, ter zelve plaatse, over Civile zaaken, gewoonlijk op den eersten Zaturdag van ieder maand, te recht. Vijf van de zeven Schepenen worden, jaarlijks, tegen den 2den Februarij, gekooren, door den Ambachtsheer, zijnde, altoos, een Regeerend Burgemeester der Stad Amsteldam; blijvende de twee overige, gemeenlijk, nog een jaar in dienst, schoon het aan de keuze van den Ambachtsheer staat, om ze alle zeven te doen afgaan.

De Schout en Secretaris, welke twee ampten, sedert het jaar 1748, door één persoon bediend worden, wordt aangesteld door Heeren Burgemeesteren, als Ambachtsheeren. Buiten den Schout en Schepenen, zijn ’er zes Buurtmeesters, mede stem hebbende in de Dorpszaaken, en worden, jaarlijks, aangesteld door den Ambachtsheer. Schepenen hebben ’er het recht van aanstelling van drie Armmeesters, die drie jaaren dienen, en waarvan ’er jaarlijks de één afgaat. Ook zijn ’er drie Kerkmeesters, die mede den tijd van drie jaaren dienen. Uit de nominatie, door de afgaanden gemaakt, worden, door den Ambachtsheer, derzelver plaatsen vervuld. De Arm- en Kerkmeesters zijn verplicht, aan den Ambachtsheer, ten overstaan van Schout en Schepen, rekening en verantwoording van hun bestier te doen.

Zo ook doen Schout, Schepenen en Buurtmeesters, aan den Ambachtsheer, in ’t openbaar, rekening van de verpondingen. Twee Broodweegers worden ’er, telkens, voor ieder jaar, op voorstel van den Schout en Schepenen, aangesteld. De aanstelling van den Gerechtsbode, Gravemaker, IJker en Marktschipper, als ook de goedkeuring van het beroep eens Predikants, behoort alleen tot de voorrechten van den Ambachtsheer. De Gemeene Armen worden onderhouden uit de maandelijksche Collecte, welke, door de Armmeesters, geschied. Ook deelen zij, met de Diaconie-Armen, het geen, bij het begraaven der dooden, en in de Busschen, die in de Herbergen hangen, verzameld wordt.

< >