één der Gendsche Hoplieden, welke zig, in den jaare 1492, geduurende de onlusten in Vlaanderen, zeer berucht maakten. DENIJS en BOLLAART, zamen vereenigd zijnde, verrasten, met een hoop Gentenaars, in een strenge koude en duisteren nacht, in de maand Januarij, de Stad Dixmuiden. Zij bedienden zig van dat tijdstip, wijl zij wisten dat de Edelen van het Vrije van Sluis ’er vergaderd waren, die hun grooten buit moesten verschaffen.
Dan, de Graaf VAN NASSAU had ’er zo haast geen bericht van, of hij zamelde alle de krijgsmacht, die hij wist te bekomen, bijeen, rukte derwaards, en plantte straks zijn geschut voor de Stad. Den Gentenaars, bevreesd voor storm, deed dit den moed ontzinken, en terstond tot een verdrag overgaan.Zij keerden wel veilig terug, doch den bekomenen buit moesten zij achterlaaten, en de Stad in handen van NASSAU stellen. Zo dra DENIJS binnen Gend terug kwam, werd hij, om het verlaaten van Dixmuiden, van plichtverzuim beschuldigd. Hij zig dus niet veilig achtende, vluchtte, met honderd van de zijnen, naar het Slot te Hosdom, alwaar hij zig met roven en plonderen zo lang geneerde, tot dat de Hoog-Bailjuw van Gend, JORIS JAN VAN SCHOONHOVEN, en GILLIS VAN DEN BOSSCHEN, Hopman der Witte Kaproenen, hem, met macht van volk, belegerden, en met eenen storm het Slot ontweldigden; waar na zy het in koolen leiden, en niemand van de bezettelingen spaarden, dan den Bevelhebber MONTMORENCIJ, en den Hopman JAN DENIJS. De eerstgenoemde werdaan FILIPS VAN KLEEF gezonden, en DENIJS op de markt te Gend onthalst.
Zie de Excellente Chronijk van Vlaanderen, fol. 272.