diende, in het jaar 1567, als Kapitein, onder Heer HENDRIK VAN BREDERODE; waardoor hij, schoon een Franschman, zijnde een broeder van den Admiraal CASPAR DE COLIGNI, hier eene plaats verdient.
In het jaar 1557 bevond hij zig, benevens gemelden zijnen broeder, met het leger omtrent St. Quintijn, en, geraakte ’er, met vijf honderd man, binnen; doch moest zig, met de overgaave dier Stad, nevens andere helden, die den dood ontkomen waren, aan de Spaansche overwinnaars gevangen geeven. DANDELOT’S broeder, bij nacht, onder een tent doorgekroopen, en dus zijne gevangenis ontslipt zijnde, werd naar Antwerpen gevoerd, daar hij zes weeken aan de koorts lag, en hersteld zijnde, zig vermaakte met het leezen van geestlijke boeken; waardoor hij één der voornaamste Gereformeerden in Frankrijk werd.
In het volgende jaar (1558) bevond DANDELOT, gevlucht zijnde, zig in het leger van den Hertog VAN GUISE, voor de Stad Kalais. In den nacht, tusschen den 1sten en 2den Januarij, trok onze Held, met twaalfhonderd knechten, tusschen de Duinen en de Stad door, begroef zig op den kant van de graft, en tapte het water uit dezelve, met zodanig een vaardigheid, dat, des morgens, de graft, omtrent de bres, genaakbaar was, en de storm aangevoerd kon worden. DANDELOT was mede één van de eersten, die de wallen beklommen, en hielp dus de Stad den Engellschen ontweldigen. Daarna sloegen de Franschen het beleg voor Guines, ’t welk, door den Hertog VAN GUISE, met gelijke woede als Kalais, aangetast werd. DANDELOT, nadat ’er een bres geschoten was, viel, met een’ hoop Duitschers, aan, die langs een brug van tonnen, met horden bevloerd, over de graft vloogen, de belegerden van de breuke te rug dreeven, en den Bevelhebber noodzaakten, den Hertog om verdrag te smeeken. De beruchte Kardinaal DE GRANVILLE, die zig nog veel moeite gaf om den vrede tusschen Frankrijk en Spanje te bewerken, maakte zig zeer bevriend bij den Kardinaal VAN LOTHARINGEN, aan wien hij te verstaan gaf, dat hij en de Hertog VAN GUISE hiertoe al hunnen vlijt moesten aanwenden.
Want dat niet alleenlijk de Turk, maar zelfs de Ketters, zo in Frankrijk als in de Nederlanden, te veel voordeels uit dien oorlog trokken; dat hij Kardinaal in den Raad, en zijn broeder de Hertog bij den Koning, ’er alles toe moesten aanwenden, en meer doen konden, dan zij zig, mogelijk, verbeeldden, vermits de Conestabel van Frankrijk, en de Admiraal COLIGNIJ, beide gevangen en van de hand waren; dat ’er geen hinderpaal in den weg was, dan DANDELOT, die, om zijne bekwaamheid, van den Koning zeer bemind, en alleen in staat was, het gantsche ontwerp te bederven; hebbende hij zo veel genegenheid voor den Hervormden Godsdienst, dat hij denzelven aan zijne Hop- en Krijgslieden leerde, en dus een oneindig getal van menschen besmette; ja dat men brieven, van hem aan COLIGNIJ geschreven, onderschept had, in welke op een schandelijke wijze van de Mis gesproken werd: dus moest men, om den Roomschen Godsdienst te behouden, vermits hij uit den mond des Konings sprak, den Overste DANDELOT van kant helpen. De Kardinaal VAN LOTHARINGEN nam dit aan, en volvoerde het ook ten deele: zuimende niet, hem, om het verachten van de Misse, in haat des Konings te brengen; ’t welk hem ook gelukte.
Inmiddels had zijn broeder de Hertog een nieuwen aanslag ontworpen, naamlijk, de overmeestering van Diedenhoven; bij welk beleg DANDELOT de smart had, te moeten zien, dat de Heer VAN MONTLUK in zijne plaats gesteld was. Zeer waarschijnelijk is het, dat hij zig, kort daarna, naar de Nederlanden begeeven, en, gelijk wij zeiden, gevoegd heeft onder de benden van Heer HENDRIK VAN BREDERODE. Wij vertrouwen dit te meer, om dat een man, zo bekend als hij, en bij de Roomschgezinden in haat, aldaar langer getoefd hebbende, waarschijnelijk, zijn leven niet zeker zou geweest zijn. Hoedanig zijn uiteinde geweest zij, is, zo als van meer andere Helden van dien tijd, ons onbekend.
Zie P. DANIEL, Hist. de France, Tom. V, p. 580, 584, 591, 595 en 600. HOOFT, Nederlandsche Historie, p. 12.