Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 15-03-2024

COLLART, ANTONIJ

betekenis & definitie

bekleedde, in het jaar zestien honderd zes-en-dertig, bij die van Duinkerken, den rang van Admiraal. In dat zelfde jaar geraakte hij, met den Zeeuwschen Bevelhebber JOHAN EVERTSEN, omtrent Dieppe, in een hevig gevecht, hebbende COLLART drie, en EVERTSEN eerst twee, doch naderhand vier schepen onder zig.

De strijd duurde drie volle uuren. Eén der Duinkerkers werd in den grond geschoten, de tweede ontkwam; doch de derde werd, met den Admiraal COLLART, en zijnen Vice-Admiraal, genomen, en in Zeeland opgebragt: schoon VAN DEN SANDE (in zijn Vervolg op REYD, Nederlandsche Oorlogen, in folio, p. 133), zegt, dat COLLART naar den Haag gevoerd werd. Zekerder is het, dat, terwijl hij te Middelburg zat, ’er een aanslag op Vlissingen ontdekt werd, waarvan hij kennis had. LA MOTTE, een Franschman, sedert eenige jaaren op de vrije neering, voor Zeeuwsche rekening, gevaaren hebbende, was nu als kustbewaarder in dienst der Staaten. Voorheen was hij in dienst der vyanden geweest; doch dien verlaaten hebbende, had hij zig, een geruimen tijd, te Amsteldam onthouden; vandaar was hij, voorzien met een goed getuigschrift van de Waalsche Kerk, te Vlissingen gekomen, en had, geduurende zijn verblijf aldaar, briefwisseling onderhouden, eerst met den vijand, en daarna met COLLART, met wien hij ook den aanslag op de laatstgemelde Stad ontworpen had; zij hadden daartoe geschikt den 14den van de maand Augustus.

LA MOTTE, in zee zijnde, had zig, in schijn, door de Duinkerkers laaten neemen; zijn voorneemen was, met vijf welbemande schepen, vermits men op geen verraad verdacht was, aldaar binnen te loopen, en de Stad te overmeesteren. Om dezen aanslag te beter te doen gelukken, had hij het gerucht doen verspreiden, dat hij drie Prijzen vermeesterd had, die hij te Vlissingen zou binnen brengen. Ten allen gelukke werd hij in zee ontmoet door het Esquader van JOHAN EVERTSEN, die hem noodzaakte te Ostende binnen te loopen; door welk toeval de aanslag, die op den volgenden dag bepaald was, te niete liep. De zaak werd nog verder uitgebragt, door den Kajuitwachter van LA MOTTE, die, zig zoek maakende, van Ostende, over Sluis, naar Vlissingen trok. LA MOTTE, ziende dat de zaak uitgelekt was, begaf zig weder aan de zijde der vijanden.

Wat van den Admiraal geworden zij, is mij niet gebleeken. Dit weet men, dat zijn zoon, die een vermaard Portugeesch Kaper-Kapitein was, in het jaar zestien honderd agt-en-vijftig, in de maand van October, te Hamburg binnen liep; waarover H. H. Mog. hunne klagten aan den Raad dier Stad toezonden, zeggende: dat, daar Collart nu zo langen tijd aldaar gelegen, en zijn Fregat wel toe gerust had, zij gemeend hadden, dat de Ed. Raad van Hamburg hem zoude bevolen hebben te vertrekken; doch zulks niet gedaan zijnde, verzochten zij, dat hij mogt aangehouden worden; dat verder H. H. Mog. met geen minder bevreemding was voorgekomen, dat de Ed. Raad met goede oogen had aangezien, dat dezelfde Kaper aldaar zijne Prijzen opgebragt, de geroofde goederen ontladen en verkocht, en zig, om hunne Ingezetenen verder te benadeelen, op nieuw toegerust had.



Deze COLLART was, vóór dat hij tot de Portugeezen overging, in dienst der Spanjaarden geweest, doch had dien, om eenig misdrijf, moeten ontvluchten. Eer dit gebeurd was, had hij een Hollandsch Koopman, te Hoorn woonachtig, van eenige goederen beroofd, en na gedaane uitspraak, zig bij Obligatie verbonden, denzelven kost en schadeloos te zullen stellen. Hieraan nog niet geheel voldaan hebbende, verzocht de Hoornaar arrest op den persoon, het schip en de goederen van COLLART. De Heer VAN MAESDAM, ten dien tijde aldaar Extraordinaris Ambassadeur zijnde, ondersteunde, op last van Hunne Hoog Mog. dit verzoek, en bragt in ’t midden zodanige redenen, welke de Heeren van Hamburg behoorden te doen besluiten, tot het verleenen van het verzochte civil arrest, op kosten van ongelijk, en dat, onder behoorlijke cautie, kon worden afgedaan; en dat het groote verwijdering zou veroorzaaken bij Hunne Hoog Mog., bijaldien daaraan niet werd voldaan, alzo, in zulk een geval, Hunne Ed. Groot Achtb. niet verschoonbaar konden gehouden worden, van weigeringe van regt te oeffenen.

De Heer Ambassadeur voegde daarbij, dat hij geenen last had om te dreigen, en dat zulks ook streed met zijne sentimenten; maar verzocht dat de Ed. Raad, de bedreiging van den Portugeeschen Resident wilde toeschrijven aan de natuur van die natie; en daarentegen de regtmaatigheid van de zaak zelve op aan Hollandsche zijde, midsgaders de serieuse en notable tusschenkomste van den Staat geliefde plaats te geeven; en bijaldien intusschen goedgevonden mogt worden, een comparatie voor Heeren Commissarissen te ordonneeren, dat COLLART daartoe mogt worden gehouden genoodzaakt te zijn, en ook middelerwijl belet, dat zijn onderhebbend schip zig niet mogt begeeven van onder het gebied van Hamburg, of van de rivier.

Alvoorens zijn verzoek te sluiten, gaf de Heer Ambassadeur nog een consideratie aan de hand: te weeten, dat het schip niet behoorde aan den Koning van Portugal, maar dat hoogstgemelde Koning van zijne commissie alleen een gedeelte in den buit trok, als een deelhebber of Scheepsreeder, en dat zodanige commissievaarders in Frankrijk bij den Koning nu ter tijd werden gedesavoueerd, en seer strengelijk te dier oorzaake, ook aan het leven, zouden worden gestraft.

De Regeering van Hamburg, wettige redenen van vreeze hebbende, dat de goederen en schepen haarer ingezetenen, in Portugal, zouden worden aangehouden, gaf, in een antwoord van den 19den der maand October, te kennen, dat geene Overheid schuldig was, tusschen vreemdelingen, haare Jurisdictie niet onderworpen, arrest te verleenen, inzonderheid als ’er wettige oorzaaken waren, waaruit men moest besluiten, dat uit zodanig Arrest een publiek en particulier gevaar en schade te wachten was; dat de Heer Ambassadeur dit zelfs zou moeten toestemmen: waarom de Magistraat hem verzocht, haar gedrag bij Hunne Hoog Mog. te verschoonen; schrijvende zij zelven aan gemelde Hunne Hoog Mog., dat zij den Kaper, met zijne Prijzen, in zee genomen, de Elve opkomende, hadden laaten aanzeggen, weder te vertrekken, en dat zij hem niet zouden toelaaten eenige Prijzen aldaar optebrengen, of te laaten verkoopen; dat hij daarop zijne origineele commissie van den Koning vertoond, en daarenboven verzocht had, dat hij als neutraal, op een neutraalen stroom komende, het recht der volken mogt genieten; dat hij de Prijzen van zig had doen vertrekken, en een Hollandsch schip ontslagen had; dat het onwaar was, dat de Hamburgers zig door het koopen van zijne goederen of prijzen bevoordeeld hadden, en dat aan hem ook niet was toegestaan, zig op nieuw te equipeeren; dat zij zouden zorgen, dat hij aan niemand op de Elve eenige schade toebragt.

Zij lieten hem, op dit voorstel, onverhinderd vertrekken: waarover de Hamburgers, door zijne aanhoudende roverijen, zelfs reden vonden zig te beklaagen, tot zo lange, dat hij, in het jaar zestien honderd een-en-zestig, door de Kapiteinen MANGULAER en CORNELIS EVERTSEN, genomen, en in Zeeland opgebragt werd.

Aan Hunne Hoog Mog. gevraagd zijnde, wat men in Zeeland met hem doen zoude, was het antwoord: kort en goed recht. ’t Geen grootelijks tot bezwaar van COLLART strekte, was, dat hij geroofd had op neutraale schepen, hebbende zelfs een schip, den Hamburgers ontnomen, tot een kaperschip gebruikt, en de lading daarvan verkocht. Men behoefde zig niet te beraden, wat straffe daarop stond; maar de vraag was, of een rechter mag straffen, de misdaad aan een vreemden begaan. De Ambassadeur van Portugal stelde zig voor hem in de bresse, en verzocht dat hij moge gehandeld worden naar krijgsgebruik. Op deze twee voorstellen bleef de zaak onafgedaan, en COLLART kwam inmiddels in de gevangenis te sterven.

Zie AITZEMA, Zaaken van Staat, in fol, IV Deel, Leven der Zeehelden.

< >