Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

CLARUSCAMPUS of Klaarkamp

betekenis & definitie

was weleer eene der vermaardste Abtdijen in Oostergo, in de Grietenij Dantumadeel, een halve gemeene Duitsche mijl van Dokkum. EMMIUS brengt het beginzel daarvan op het jaar elf honderd vijftig. EMO spreekt ’er op het jaar twaalf honderd en vier van, als van een klooster der Cisterciensen; waarvoor het, in het perkamenten boek van Utrecht, op het jaar twaalf honderd dertig, mede bekend stond.

Algemeen wordt dit voor een der oudste kloosters van Friesland gehouden, en is, benevens de Abtdije van Mariëngaarde, eene vruchtbaare moeder van verscheidene kloosters geweest. Den naam van Clarus-Campus, of Klaarkamp, heeft deze Abtdij gedraagen naar CLARA, die, als weduwe, de stichtster daarvan was, en die, te Rinsmageest, in eene looden tombe, begraaven is geworden. De eerste Abt, EYSO genaamd, werd den Monniken van Klaarkamp toegezonden, uit de Abtdij te Riddershuizen, een vervallen Stedeken bij Brunswijk. De tweede was GERBRANDUS genaamd, zijnde de Wijbroeder van TETHARDUS, eersten Abt van het Olde-Klooster in Friesland. In het jaar twaalf honderd veertig, stelde, volgens het zeggen van WORP VAN TABOR, SIDACHUS, Abt van Klaarkamp, broeder WIJBRAND aan tot eersten Abt van het Gerriks Klooster. Veele jaaren daarna (1478) was Abt van deze Abtdij JOHAN VAN GOCH; 1545, GERARDUS VAN ZUTPHEN; 1559, EYSO WITTING.

Als de laatste Prior daarvan staat bekend GERARDUS ACRICOLA, stichter van het Weeshuis te Franeker. Gemelde WORP VAN TABOR, een der oude Friesche Historieschrijveren, zegt van die Abtdij: deze is in den beginne van haare vierigheid vermaard geweest door den roem van haar heilige omgang, en heeft daartoe meer andere menschen aangezet, om dergelijke Abtdijen te stichten en dit geeven zo veele kloosters te kennen, die daar uit zijn voordgekomen, als in Frisland twee voor Nonnen, als Sion en Genezareth, of Nazareth, als ook drie voor mannen: het Olde Klooster of Bloemkamp, St. Bernardus Klooster te Aduwert, en Geeriks Klooster; veele Kloosters in Holland behoorden mede onder de Abten van Klaarkamp, die de eerste in Friesland waren.

In een andere oude Friesche Chronijk van ANDREAS CORNELIUS, van Staveren, in folio, zeer zindelijk met de hand geschreeven, voorheen behoord hebbende, en wel in het jaar 1592, aan den Edelen TZALING VAN BOTHNICQ, en thans onder mij berustende, lees ik, fol. 71 van deze Abdij; Anno 1165, is bij Rinsnageest, het herlich Klooster van Clara ter Camp gesticht, het eerste der Barnaditer oerde hier in ‘t lant en frater Eysu een Vryes, is die eerste Abt geweest, deer devoet ende godtvresent, van leuen, soo dat door dyces naemaels mer andere der seluer oerde gesticht worde.

Dat, echter, de volgende Kloosterbroeders niet allen even gemaklijk en devoot geweest zijn, blijkt uit de hevige twisten, tusschen de Schieringers en Vetkopers; schoon men moet toestemmen dat zij, den Schieringers toegedaan zijnde, door de Vetkoopers menigmaal ten hoogsten zijn beledigd geworden: waarom dan ook de Monniken van Claarkamp, ‘t zij uit haat, het zij ter hunner verdediginge, in het jaar dertien honderd zeven-en-negentig, de overschoone kerk van het Klooster te Fortswerth, tot den grond toe afbrandden. Die van Forswerth, vier van de brandstichters in handen krijgende, doodden dezelven; ‘t welk, gelijk men ligtlijk vermoeden kan, van wederzijde geenzins diende, om den vrede te bevorderen. In tegendeel ging het zo verre, dat ’er een algemeen gebod moest ten voorschijn komen, om alle vijandlijkheden te staaken; waardoor de wapenen (zegt SCHOTANUS) wel uit de handen, maar de wrok niet uit het hart genomen werd.

< >