een Steedje of Vesting en sterke Schans, in het Noorderdeel der Provintie van Overijssel , daar het Riviertje de Aa, aan de grenzen van Friesland, in de Zuider Zee valt; liggende tusschen Vollenhove, de Kuinder en Steenwijk, alwaar twee groote Sluizen of Zijlen zijn, waardoor de gemeene vaart, uit de Overijsselsche en Drenthsche Veenen, naar de Zuider Zee en Holland is.
Toen RENNENBERG, in het jaar 1580, Steenwijk belegerd had, en die belegering tot in het volgende jaar uitstrekte, ten dienste des Konings, na dien van den Staat trouloos verlaaten te hebben, naderde, op den 2den Februarij 1581, SONOIJ met eenige Schepen en Soldaten Blokzijl, en wierp ’er met ’er haast een Schans op, die naderhand tot een sterke Vesting geworden is, waardoor RENNENBERG genoodzaakt werd, Steenwijk te verlaaten.
In het jaar 1672 kwam Blokzijl in de magt van den Bisschop van Munster. Doch deszelfs Inwooners waren het, die, in dien oord, het eerst dat haatelijk juk van hunne halzen wierpen. Eenigen van hun hielden heimelijk verstand met het Krijgsvolk van Friesland; en daar door, zo wel als door hunnen moed, rukten zij zig uit des Bisschops magt. Dit geval veroorzaakte de grootste verwondering, om reden, dat, daar de aanslag aan de meeste burgeren bekend was, niemand verflaauwde, of, door vreeze gedreeven, zulks aan de Munsterschen bekend maakte.
De Kommandant TWIKELO merkte wel, dat zij begeerden van het juk ontslagen te zijn; doch hun waar oogmerk bleef voor hem verborgen. Hij deed de wallen wel hooger ophaalen, en hier en daar met stormpaalen verzekeren, zelf nu en dan een loos alarm maaken; doch de Burgerij wijl zig voorzichtig te gedragen, en bezette de aangeweezene posten, bewust zijnde dat het de tijd nog niet was. De Kommandant bleef, echter, in achterdocht, en vorderde van hun den eed van getrouwheid, dien zij allen, niet vrezende voor zijne dreigementen, eenpaarig weigerden; welke weigering hem tot nog meer nadenken bragt: en waarom hij ook nog meer volks ontbood. Dan al zijn bedrijf spoorde hun te sterker aan om ontslagen te worden, en hunnen toeleg hoe eerder hoe beter ten uitvoer te brengen.
Eindelijk kwamen de Friezen, waarmede zij verstand hielden, vier honderd vijftig man sterk, met goede schepen, met oogmerk om, in den nacht tusschen den 21 en 22sten April, Blokzijl te verrassen. Zij kwamen onder het geleide van Dr. BRANDT, Gedeputeerde Staat van Friesland, en Kapitein HANIA; doch de stilte belettede hun; dus bleven zij den 22sten op Zee, buiten het gezicht van Blokzijl, tot den volgenden nacht leggen, wanneer zij te Blankenham, een uur van het Fort, aankwamen; hier traden ze tot hun middel door het water aan land.
In orde geschaard zijnde, ondernamen zij den aantogt op de wallen. Maar TWIKKLO inmiddels verwittigd dat ’er Friezen te Blankenham gekomen waren, trok hij, met drie honderd man, en zes veldstukjes, naar Baarlo, en posteerde zig aldaar zeer voordeelig in een schuur; doch de Friezen drongen op de Munsterschen in, en joegen hun naar Blokzijl, vervolgende hen zo snel, dat zij ter naauwernood de poort bereikten. De Burgers, die in het geweer stonden, ziende dat hunne helpers voor het geschut bloot stonden, en vreezende dat zij te rug mogten keeren, zeiden tegen elkander: Mannen, nu is ‘t tijd couragie te toonen; laat ons toch deeze gelegenheid niet ontslippen.
TWIKELO, bij hen komende, verzocht dat zij als getrouwe Burgers hem wilden bijstaan? Wij hebben, gaf een voor allen ten antwoord, geen Hoofd-Officier om ons aan te voeren. Zo haast was hij niet van hun gescheiden, of een ander zeide: Za mannen! ik zal u voorgaan, volg maar lustig. Dus gingen zij naar de Kuinder-Poort, doch vonden onderweg een dwarsstraat met Ruiterij bezet. De aanvoerder beval daarop vuur te geeven, zo als geschiedde. Eén der Ruiters onder den voet raakende, koozen de overigen het haazepad.
Aan de gemelde Poort komende, vonden zij den Kommandant, van wien zij begeerden, dat hij zig met de Friezen verdraagen zou, en hun Blokzijl overgeeven. TWIKELO zig daartoe ongenegen toonende, greepen zij hem aan, ontweldigden hem zijn degen en riepen tegen de buitenstaande Friezen: Vivat Oranje! kom maar binnen, het is al gewonnen. Nadat de Poort opengebroken was, kwamen zij ter vlucht binnen. De Munsterschen ontvloden het door de Zuider Poort. De Kommandant ontkwam de eerste beroerte; doch achterhaald zijnde, werd hij met de Kolf van een Musket ter nedergeslagen, en weder willende opstaan, doorschoten. Zestig of zeventig man werden gevangen, waaronder twee Luitenants en één Priester.
Ter beloninge van deezen hunnen moed, werd, in dat jaar, aan Blokzijl stads gerechtigheid verleend, zodat het eene eigen regeering bekwam; deeze bestaat uit drie Burgemeesteren, vier Schepenen en één Secretaris, mids, volgens de Ordonnantie van dien tijd, jaarlijks eene Nominatie aan den Stadhouder te zenden. Doch de vestingwerken zijn in lateren tijd vervallen, en de sterkte van bezetting ontbloot. De Gereformeerden hebben ’er twee Predikanten; ook zijn ’er veele Mennoniten, die hunne Leeraars hebben.
Zie BOR, Nederl. Oorlogen. SIJLVIUS, Vervolg op Aitzema, IV. Deel. VALKENIER, Verward Europa, p. 804 en 805.