Zoon van den zo evengemelden, schijnt, hoe streng zijn Vader vervolgd ware, echter, de zelfde Partij omhelsd en gehouden te hebben. Want, in het Jaar 1578, wordt van hem gemeld, dat hij behoorde onder de ballingen, die zig toen weder in de stad bevonden; hebbende alvoorens, eenigen tijd, als Stedehouder van SONOIJ in het Noorderkwartier geweest.
Twee dagen voor de groote omkeering in Amsteldam, 26 Mei, schreef BARDES aan SONOIJ, dat hij zijn Volk wilde gelasten, zig op het eerste bevel der Staaten van Holland, of derzelver Gemagtigden, tot den optocht vaardig te houden. Vooraf ontbood hij een schootvrijen Helm en Rondas. De zaak naar wensch gelukt, en de Regeerders, die de Inwooners, dus lang, gefolterd hadden, ter stad uitgeleid zijnde, was Mr. WILLEM BARDES een van hun, welke tot Burgemeester, en ook tot Raad aangesteld werden.In het Jaar 1586 verzette hij zig mannelijk tegen de oogmermerken van LEICESTER, die, op raad van REINGOUDT, straffen en vorderingen, ten laste der Kooplieden, wilde invoeren, schoon het den naam had, dat die straffen alleenlijk zouden dienen tegen de Lorrendraaijers, en niet min tegen het oprechten der kamer van Geldmiddelen. Hij toonde vrijmoedig, dat LEICESTER geene magt had, zodanige oprichting te doen, zonder voorkennis der Algemeene Staaten. Ja zelfs verstoutte hij zig te toonen, hoe verre LEICESTER de paalen van zijn gezag te buiten ging, met vreemdelingen tot het bekleeden van Ampten aantestellen.
De stap, in het jaar 1587, door die van Oostergoo, in Engeland gedaan, vruchtloos afgeloopen, veroorzaakte groote oneenigheid. De Engelsche Afgezant BUKKENHORST verzocht Mr. WILLEM BARBES, toen Raad van Staaten zijnde, zig naar Friesland te willen begeeven, om de verschillen te onderzoeken. BARDES, met de behoorlijke volmagt, benevens een handschrift of Brief aan Graave WILLEM en de Staaten, door BUKKENHORST voorzien zijnde, verscheen ’er op den 28sten van Mai, en had dien zelfden avond zijn eerste onderhoud met Graaf WILLEM. Gevraagd hebbende na de nieuwigheden, die den Ambassadeur waren aangediend, verklaarde de Stadhouder van Friesland, van alle die nieuwigheden geen kennis te hebben; het zelfde werd hem, daags daaraan, bevestigd door andere geloofwaardige lieden, welken hem ook te kennen gaven, dat alles, wat die van Oostergoo begeerden of zochten, niets anders was, dan een vuur in Utrecht te ontsteeken; ’t welk, echter, zig zelf wel zou dooven.
Het ampt van Burgemeester en Raad bekleedde hij ook in de jaaren, 1579, 1581, 1582, 1584, 1586, 1589, 1592, 1595, 1597, 1599 en 1601. Hij overleed in ’t laatst gemelde jaar, nalaatende een Zoon, insgelijks WILLEM BARDES genaamd, aan wien de Staaten van Holland, in het jaar 1603, eene rente van twee honderd ponden 's jaars toeleiden, wegens twee en dertig honderd ponden, die zijn Grootvader, bij zijne laatste Schouts-Rekening, van de stad nog te vorderen had. Het Portrait van den Burgemeester behoort onder de verzameling, door den Heer J. VERSTEGEN in ’t licht gegeeven.