Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

AMSTELVEEN of AMSTERVEEN

betekenis & definitie

welk den naamsoorsprong duidelijk aantoont, eene Ambachtsheerlijkheid, zo als wij terstond zien zullen, in ‘t jaar 1529, en niet in ‘t jaar 1731, zo als BACHIENE zegt, door koop in eigendom gekomen aan de Stad Amsteldam, is gelegen in Amstelland. Hoe dit een Leen des Bisschops van Utrecht, na ‘t vlugten van GIJSBERT VAN AMSTEL, geworden zij, is mede reeds onder ‘t voorige Art. gezegd. Hertog ALBERT VAN BEIJEREN, als Graaf van Holland, enz., verkocht deeze Ambachtsheerlijkheid Ouder en Nieuwer-Amstel, met al derzelver toebehooren, aan Heer COEN VAN OOSTERWIJK, tot een onsterflijk Erfleen, voor hem en zijne Erfgenaamen, voor omtrent 3100 schilden.

Deeze Heer COEN of COENRAAD was de Zoon van WILLEM KUZER, omgebracht door de Hoekschen, bij den moord, gepleegd aan ALIJT VAN POELGEEST, zo als op haar Artikel verhaald is.Het is bekend dat deeze Ambachtsheerlijkheid van Amstelveen naderhand gekomen is aan de Heeren VAN BREDERODE: op wat wijze is onzeker, zegt HALMA. Doch zie hier, hoe zij in dat Doorlugtig Huis is overgegaan. Gemelde COENRAAD VAN OOSTERWIJK droeg dezelve, in ‘t jaar 1402, op aan MARGRETA

VAN KLEEF, des Hertogs tweede Gemalin. Hier door geraakte, na haar overlijden, haare geheele nalaatenschap, en dus ook Amstelveen, aan haare Moeder, insgelijks MARGRETA VAN KLEEF genaamd, die dezelve bezat tot in ‘t jaar 1434; in welk jaar HENDRIK VAN BORSSELEN, Heer van Ter Veer, uit kracht van aankoop, daar mede verlijd werd. Door het Huwelijk van MARGKETA VAN BORSSELEN met WALRAVEN VAN BREDERODE, kwam Amstelveen in dit geslacht. REINOUD, Zoon van WALRAVEN, verkocht dezelve in ‘t jaar 1529, aan de Regeering van Amsteldam.

De oorzaak daar van, zegt HALMA, was, dat Amsteldam, nu vrij magtig geworden zijnde, hem geweldige indrang deede, veele zijner landerijen en Geregtigheden ontnam; de Muuren, Vesten en Poorten, op, in, en door zijne Heerlijkheid leide; afscheipalen, naar derzelver wil, veranderde; de wegen, watergangen en dijken afdak, en andere diergelijke dingen meer bedreef. Daar over viel de Heer VAN BREDERODE klagtig aan ‘t Hof van Holland, het welk die van Amsteldam, onaangezien de redenen, die zij daar tegen inbragten, bij vonnisse zou hebben gecondemneerd tot ontruiming, ten voordeele van den klaager. Om dit te verhoeden, werd, door bemiddeling van HILBRAND JANSZOON POTTER, (anders OTTER) Burgemeester, en HEIMAN JACOBSZOON, Raad der Stad, in onderhandeling van verkoop getreeden, en gegeeven, voor de Ambachtsheerlijkheid, Amstelveen, Slooten, Osdorp en Slooterdijk, met de aankleeven van dien, zoo Leen- als eigen goed, zo als het door den Heer VAN BREDERODE bezeten was, de somma van 3000 guldens in gereeden gelde, er eene eeuwige onlosbaare Rente van 560 guldens jaarlijks, ten laste van de stad.

De opdragt of het verlij geschiedde eerst in 1531, schoon de kooppenningen reeds in ‘t gemelde jaar 1529 voldaan waren, aan gemelden HEIMAN JACOBSZOON, met bewilliging van Keizer KAREL DEN V, als Graave van Holland; onder voor waarde, dat ze zouden verbonden zijn, na den dood van HEIMAN JACOBSZOON, een ander lid van de Vroedschap der stad den Keizer voortestellen, die dan, geduurende zijn leeven, vertoonen zou eigenaar of bezitter daarvan te zijn; en op deezen zouden Keizer KAREL en zijne nakomelingen deeze Heerlijkheden verlijden: tot zulke rechten, diensten en leenen, als gemelde Heer REINOUD, en zijne voorzaaten, die gehouden hadden, mids doende behoorlijken Eed.

Dit alles geschiedde in ‘t jaar 1531. De Graaf behield aan zig en voor zijne nazaaten de helft, of zulk een deel, als de Ambachtsheeren van Amstelveen, Slooten, Slooterdijk en Osdorp; met hem of zijnen Baljuw van Amstelland, gewoon waren te heffen en te ontvangen, in alle lijfstraffelijke zaaken en verbeurd verklaaringen van goederen. Daarenboven zouden die van Amsteldam, tot erkentenisse van de gunst, dat ze bovengemelde Leenen mogten behouden, aan hem en zijne nakomelingen, als Graven van Holland, enz. jaarijks, op Kersavond, betaalen de somma van 25 Guldens: welke Rente zij evenwel zouden mogen aflossen tegen den penning twintig. Daar bij nog zou de Graaf, of die hem volgden in ‘t Graafschip, deeze Heerlijkheden, met alle aan en afhangende plaatzen en geregtigheden, zo als die van Amsteldam dezelve gekocht hadden van den Heer VAN BREDERODE, mogen naar zig neemen, mits hun wedergevende de Kooppenningen, die zij ’er voor betaald hadden, en hen tevens ontheffende van de Jaarlijksche Erfrente. Alle deeze lasten heeft de Stad Amsteldam, in ‘t jaar 1556, van FILIPS DEN II, als Graave van Holland, afgekocht.

Aldus bleef de Stad in ‘t gerust bezit deezer Ambachtsheerlijkheid, tot in ‘t jaar 1562, waarin Heer HENDRIK VAN BREDERODE, zoon van REINOUT, deezen koop in regten poogde te vernietigen. Doch zijn nazaat en Erfgenaam, WALRAVEN VAN BREDERODE, deed, na gemaakte overeenkomst met die van Amsteldam, afstand van deezen eisch, en liet het geschil vaaren, onder willige Condemnatie van ‘t Hof van Holland. Dus wierd de stad in haare bezitting en het regt van de Visscherij van den Amstel bevestigd.

Dit Dorp, schoon oud, is, echter, fraaij, door den lommer van ‘t geboomte, waar in het geleegen is, omtrent één en een half uur gaans ten Z. W. van Amsteldam. De Kerk staat op een bemuurd Kerkhof, mede met Boomen beplant; welke Kerk pronkt met een aartig spits Torentje, waar in slag en uurwerk is. In dezelve werd, op den 20den December van ‘t jaar 1707, het lijk van den bekenden Dichter JOAN VAN BROEKHUIZEN ter aarde besteld.

De invoering van de Hervorming schijnt alhier niet zonder beweeging geschied te zijn; want in de Sententien van ALBA vindt men een Banvonnis, tegen eenen CORNELIS VAN AMSTELVEEN; daar in word die te laste gelegd, hem den Kerkplonderaars te drinken gegeven te hebben; den Pastoor voor een verleider van het volk te hebben uitgemaakt, en gezegd, dat, van de klokken, roers en geschut gegooten zouden worden; zie ‘t vonnis van den 25sten Febr. 1563 bij MARKUS, bl. 68. De eerste Predikant der Hervormden, dien wij hier genoemd vinden, was GERARD PAULI, in ‘t jaar 1586, wanneer het gecombineerd was met Ouderkerk, waar van het gescheiden is 1588. Amstelveen behoort onder de Klassis van Amsteldam.

Deeze Ambachtsheerlijkheid en het Dorp Amstelveen zijn, in voorige tijden, met verscheiden voorregten, door de Hollandsche Graaven, beschonken. Diensvolgens voert het vrij halsrecht, en heeft zijn eigen Schout, welke tegenwoordig is de Heer LODEWIJK DE BAS. Deszelfs rechtsgebied strekt zig, ten Noorden, tot aan ‘t rechtgebied der Stad Amsteldam, en is zeer naauwkeurig aangeweezen, door den zinrijken Dichter JAN BAPTISTA WELLEKEN, in zijne Visschers en Jagersgezangen, toegewijd aan den Heer en Mr. FILIP MOLIWES VAN DER NOOT, en Mejuffrouw BARTA POOL, alwaar hij zig dus laat hooren:

Juist daar de Mijlpaal staat, uit blaauw arduin gehouwen,

Die ‘t Land en Halsrecht scheidt, de Beken en Landsdouwen

Van ‘t prachtig Amsteldam en ‘t nedrig Amstelveen;

Gelijk van Stam en Naam, maar nu niet lotgemeen;

Juist daar het Landgebouw (Elsrijk) uit diep Moeras verheven,

De gantsche Buurt in ‘t rond zo ver voorbij gaat streven,

Als zig de Popelier heft boven ‘t lage Riet;

Ten Oosten wordt het door den Amstel gescheiden van Ouwerkerk en de Diemermeer, schoon het ook aan die zijde ‘t rechtsgebied heeft over de Outewaader Polder, de Over-Amstel Polder genaamd, die zig van den Amstel tot over den Diemerdijk in ‘t Y uitstrekt. Ten Zuiden paalt het aan Tamen, of aan den Uithoorn, en eenige andere Landen in ‘t Sticht; ten Westen aan Slooten, Rijker Oord en Aalsmeer.

Het gansche Ambacht beslaat uit verscheidene Polders, die, volgens de oude Verpondings Lijsten, bevatten 2670 morgen en 766 roeden. Amstelveen en Legmeer betaalen in de verponding ƒ 8967-13.5. Andere bepaalen de uitgestrektheid 4076 morgen. Bekend is het dat veele van deeze Landen reeds voor lang zijn uitgeveend, en nog jaarlijks daar door verminderd worden; schoon hier op, volgens Plakaat van den 23 den Februarij 1607, goede order gesteld is; waar door dan ook de Verponding verminderd is, zijnde de Bovenkerker Polder en Legmeer genoegzaam geheel verdweenen. In de oude Lijsten stonden 261 Huizen, en in de nieuwe 1167 Huizen en 5 Molens; volgens anderen wel 1400 Huizen, mids men daar onder rekene de Buurten, die onder Amstelveen behooren, als aan den Veendijk, aan den Amstel, Waardhuizen, de Zwaluwe Buurt en de Nes; als ook den Amstelveenschen Weg, aan de Noordammer Brug en Hand van Leiden, de Veer en Amsteldijk.

Tot het bestier der gemelde Polderzaaken, werd, volgens Octroij van Keizer KAREL DEN VIJFDEN, van den 31sten December van ‘t Jaar 1520, een Dijkgraaf- en Hoog Heemraadschap opgerigt, welk, met en benevens het Geregt van Amstelveen, bestaande uit den Baljuw en zeven Schepenen, het opzigt zouden hebben over de Dijken, Bruggen, Dijkslooten en andere Polderwerken. Volgens dit Handvest, zouden, van de vijf Landrijksten, vier Heemraaden, en de Oudste der vijf tot Dijkgraaf worden verkooren.

De Keizer noemde hun Dijkgraaf en Heemraaden van de Landen en Dorpen van Amstelveen; hedendaags schrijft men van Nieuwer-Amstel. De verkiezing van deeze geschiedde voorheen door de Rekenkamer der Graaflijkheids Domeinen; doch nu door Gecommitteerde Raaden van de Staaten van Holland op aanschrijving van Burgemeesteren van Amsteldam. Het Ampt van Dijkgraaf en Baljuw van Amstelland wordt thans (1781) nog bekleed door den Heer en Mr. JOAN GEELVINCK, Heer van Castricum en Vrijheer van Bakkum, Oud-Schepen der Stad Amsteldam, mitsgaders Baljuw van Waveren, Botshol en de Ruige Wilnisse, sedert het Jaar 1774.

De Hoog Heemraaden zijn, wegens Amsteldam, een der regeerende Heeren Burgemeesteren; wegens Weesp de Heer ABRAHAM D’ARREST, Burgemeester en Raad aldaar; wegens Ouwerkerk, Mr. JERONIMUS NOLTHENIUS, Schout en Secretaris te Ouder-Amstel; Wegens Amstelveen, LODEWIJK DE BAS, Schout aldaar; wegens Diemen, Mr. PIETER NOORDBEEK, Schout en Secretaris aldaar; wegens Waveren, JAN VAN WICKEVOORT CROMMELIN, Schout en Secretaris van Waverveen. Den tegenwoordigen Ambachtsheer van Amstelveen en Legmeer beschouwt men in den Persoon van den Wel Ed. Groot Achtb. Heer en Mr. PIETER CLIFFORD, Burgemeester deezer Stad, en Bewindhebber der O.

I. Comp. de Secretaris is, Mr. GALE ISAAK GALE.

Hunne ED. GR. ACHTB. die Ambagts-Heeren van dit Dorp geweest zijn, zijn elkander dus gevolgd: 1531, HEIMAN JACOBSZ VAN OUDER-AMSTEL; 1541, CORNELISZ SIJBRANDSZ BUIK; 1560, SIMON MAARTEN DIRKSZ VAN DE RUWIEL; 1574, JACOB GERRIT TEEUWSZ; 1579, Mr. WILLEM BARDESIUS; 1604, GERRIT BICKER; 1604, JACOB DE GRAAF; 1624, ANDRIES BICKER; 1652, CORNELIS DE GRAAF.

De negen voorgaande zijn te gelijk Ambagts-Heeren van Slooten, enz. geweest: in 1664, Mr. SIMON VAN HOORN; 1667, Mr. LAMMERT REIJNST; 1669, JOHANNES HUDDE; I704, Mr. NICOLAAS WITSEN; 1717, Mr. HENDRIK BICKER; 1718, Mr. JAN VAN DE POLL; 1746, Mr.

JAN SAUTIJN; 1748, Mr. GERARD AARNOUT HASSELAAR; 1766, Mr. GERRIT HOOFT GERRITZ; I780, Mr. PIETER CLIFFORD.

< >