Definities van Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen in de Ensie G
- Gaaf — begaafdheid — talent — vermogen
- Gaaf — gansch — geheel — heel
- Gaaf (gave) — aalmoes — liefdegave — gift — geschenk
- Gaan — loopen — kuieren — wandelen
- Gaandeweg
- Gaarde
- Gaarne — graag — gewillig — bereidwillig
- Gade
- Gadeloos — weergaloos
- Gadeslaan
- Gage
- Galant
- Gang
- Gang — buis — kanaal — pijp — weg
- Gansch
- Gapen — geeuwen
- Garf — gast — bos — schoof — vim
- Gast
- Gast — guit — kwant — snaak — schalk — schelm
- Gastmaal
- Gauw
- Gauw — vlug
- Gave
- Geaardheid
- Gebergte
- Gebeten
- Gebeuren
- Gebeuren — geschieden — plaats hebben — plaats grij¬pen — plaats vinden — voorvallen
- Gebeurtenis
- Gebied
- Gebied,werkwoord
- Gebieden
- Gebieden — gelasten — heeten — bevelen
- Gebit
- Gebod
- Gebogen — krom
- Geboorte
- Geboortegrond
- Geboorteland
- Gebrek
- Gebrek — mangel
- Gebrekkig — kreupel — mank — lam
- Gebruik — gewoonte — zede — zwang — mode
- Gebruik — vruchtgebruik — vruchtgenot
- Gebruiken
- Gedaante
- Gedachte
- Gedachte (in) — verstrooid
- Gedachtenis — aandenken — heugenis — geheugenis — herinnering — nagedachtenis
- Gedeelte
- Gedijen
- Geding — rechtsgeding — twistgeding
- Gedoogen — dulden — toelaten — veroorloven
- Gedragen (zich) — aanstellen (zich) — houden (zich)
- Geduld — lijdzaamheid
- Gedurig
- Gedwee
- Geerfde
- Geest — oordeel — rede — vernuft — verstand
- Geest — ziel
- Geest (den- geven)
- Geestdrift — vervoering — vuur
- Geestdrijver
- Geestdrijverij
- Geestig
- Geestigheid
- Geeuwen
- Gegoed — welgesteld — bemiddeld — rijk — vermogend
- Gehalte
- Gehecht — verkleefd — verknocht
- Gehecht zijn
- Geheel
- Geheim — heimelijk
- Geheimzinnig
- Geheugenis
- Gehoorzaam
- Gek
- Gekheid (grap)
- Gekheid (scherts)
- Gekken
- Gekscheren
- Gelaat
- Gelang (naar... van) — mate (naar... van)
- Gelden — kosten
- Geldstuk — muntstuk
- Geleerd
- Geleerd — kundig — wetenschappelijk
- Geleerdheid
- Gelegenheid
- Gelegenheid — omstandigheid
- Geleide — uitgeleide
- Geleiden — begeleiden — vergezellen
- Geleiden — leiden
- Gelijken — slachten
- Gelijkenis — vergelijking
- Gelijksoortig — gelijkslachtig — soortgelijk
- Gelofte
- Gelooven
- Geluid — klank — toon
- Geluk