- Tieren en tuiten (spreekwoord)
- Tiges. (afkorting)
- Tijd gewonnen is veel gewonnen (spreekwoord)
- Tijd heeft vleugels en geen teugels (spreekwoord)
- Tijd is geld (spreekwoord)
- Tijd slijt (spreekwoord)
- Tijd. w. Kroongesch (afkorting)
- Tijd. w. Kroongesch. (afkorting)
- Tijd. w. huurk (afkorting)
- Tijd. w. huurk. (afkorting)
- Tijdgenoeg komt te laat (spreekwoord)
- Tijds genoeg te schuilen als het onweer komt (spreekwoord)
- Tijds genoeg te schuilen, als het onweer komt (spreekwoord)
- Tijdschrift voor Herstelrecht (afkorting)
- Tik noch mik te doen (spreekwoord)
- Tilka. (afkorting)
- Tilkamwol. (afkorting)
- Tim. (afkorting)
- Times. (afkorting)
- Timide zijn (spreekwoord)
- Timidi est optare necem (spreekwoord)
- Timidi mater non flet (spreekwoord)
- Timp. (afkorting)
- Timtur. (afkorting)
- Tine. (afkorting)
- Tinus. (afkorting)
- Tiptop in orde zijn (spreekwoord)
- Tit. (afkorting)
- Titteren en tateren (spreekwoord)
- Tj-biljet (afkorting)
- Tjokvol zijn (spreekwoord)
- Tl (afkorting)
- Tl Thallium (chemisch element) TL (afkorting)
- Tl. (afkorting)
- Tn Thoron (chemisch element) TN (afkorting)
- Tnz (afkorting)
- Tob. (afkorting)
- Tobis. (afkorting)
- Toe H. (afkorting)
- Toel (afkorting)
- Toel. (afkorting)
- Toel.ST.v.w (afkorting)
- Toel.ST.v.w. (afkorting)
- Toen David oud werd, maakte hij psalmen (spreekwoord)
- Toen de duivel nog een knaap was (spreekwoord)
- Toen de koe Bartel heette (spreekwoord)
- Toen ik een kind was, sprak ik als een kind (spreekwoord)
- Toen kwam de aap uit de mouw (spreekwoord)
- Toen stond de spreker stil (spreekwoord)
- Toen-ie niet wist wat-ie zou doen (spreekwoord)
- Toep. Regl (afkorting)
- Toep. Regl. (afkorting)
- Toestanden geselen (spreekwoord)
- Toev. geb (afkorting)
- Tom. (afkorting)
- Tondere usque ad vivam cutem (spreekwoord)
- Top, aangenomen! (spreekwoord)
- Top. (afkorting)
- Topeka. (afkorting)
- Torgsin. (afkorting)
- Torr. (afkorting)
- Torr. et Gr. (afkorting)
- Tot Gods hulp behoort arbeid (spreekwoord)
- Tot Sint Jutmis uitstellen (spreekwoord)
- Tot aan de balken springen (spreekwoord)
- Tot aan de balken springen van blijdschap (spreekwoord)
- Tot afmattends toe (spreekwoord)
- Tot alles in staat zijn (spreekwoord)
- Tot capita, tot sensus (spreekwoord)
- Tot de bedelstaf (bedelzak) geraken (spreekwoord)
- Tot de ellebogen in het geld tasten (spreekwoord)
- Tot de familie der obiisten behoren (spreekwoord)
- Tot de gelederen van . . . toetreden (spreekwoord)
- Tot de keel (strot, hier) zitten (spreekwoord)
- Tot de keel vol van iets zijn (spreekwoord)
- Tot de kern van de zaak komen (spreekwoord)
- Tot de laatste ademtocht (spreekwoord)
- Tot de laatste cent (spreekwoord)
- Tot de laatste penning betalen (spreekwoord)
- Tot de laatste snik (spreekwoord)
- Tot de slotsom komen (spreekwoord)
- Tot de tanden gewapend zijn (spreekwoord)
- Tot dekking overgaan (spreekwoord)
- Tot een (openlijke) breuk komen (spreekwoord)
- Tot een aanfluiting zijn (spreekwoord)
- Tot een akkoord komen (Het op een akkoordje gooien) (spreekwoord)
- Tot een symbool geworden zijn (spreekwoord)
- Tot een uitbarsting komen (spreekwoord)
- Tot het onmogelijke is niemand gehouden (spreekwoord)
- Tot het uitvaagsel behoren (spreekwoord)
- Tot het verleden behoren (spreekwoord)
- Tot hiertoe en niet verder (spreekwoord)
- Tot iemand af dalen (spreekwoord)
- Tot iemand overvliegen (spreekwoord)
- Tot iemands eer strekken (spreekwoord)
- Tot in de n-de macht (spreekwoord)
- Tot in de perfectie (spreekwoord)
- Tot in lengte van dagen (spreekwoord)
- Tot inkeer komen (spreekwoord)
- Tot nader order (spreekwoord)