Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie K
- Kwelmachtig
- Kwelmen
- Kwelmgrond
- Kwelwater
- Kwelziek
- Kwelzuur
- Kwendel
- Kwengelen
- Kwestie
- Kwestieus
- Kwetelen
- Kweter
- Kwets
- Kwetsbaar
- Kwetsen
- Kwetsenbeieboom
- Kwetsuur
- Kwetteraar
- Kwetteren
- Kwetterig
- Kwezel
- Kwezelaar
- Kwezelachtig
- Kwezelarij
- Kwezelen
- Kwibus
- Kwidam
- Kwiek
- Kwijl
- Kwijlaard
- Kwijlachtig
- Kwijlbaar
- Kwijlbab
- Kwijlbabben
- Kwijlband
- Kwijlen
- Kwijler
- Kwijlklier
- Kwijn
- Kwijnen
- Kwijnend
- Kwijnleven
- Kwijnziekte
- Kwijt
- Kwijtbrief
- Kwijten (zich)
- Kwijtraken
- Kwijtschelden
- Kwik
- Kwikachtig
- Kwikbad
- Kwikje
- Kwikkebil
- Kwikkebillen
- Kwikkelen
- Kwikken
- Kwikkolom
- Kwikmedit
- Kwikmetaal
- Kwikstaart
- Kwikstaarten
- Kwikthermometer
- Kwikwater
- Kwikzalf
- Kwikzilver
- Kwikzilverachtig
- Kwikzilverchloride
- Kwinkeleerder
- Kwinkeleeren
- Kwinken
- Kwinker
- Kwinkerd
- Kwinkslag
- Kwint
- Kwintappel
- Kwipsch
- Kwispedoor
- Kwispel
- Kwispelbies
- Kwispelen
- Kwispelstaarten
- Kwistekool
- Kwisten
- Kwister
- Kwistgeld
- Kwistig
- Kwistpenning
- Kwitantie
- Kwiteeren
- Kyaniseeren
- Kynoloog
- Kyrië-eleison