Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie K
- Kaartlegster
- Kaartprojectie
- Kaartspel
- Kaas
- Kaasachtig
- Kaasbacteriën
- Kaasboer
- Kaasbolletje
- Kaasboom
- Kaasboor
- Kaasjager
- Kaasje
- Kaasjesblad
- Kaasjesbloem
- Kaasjeskruid
- Kaasjeskruidvlinder
- Kaaskamer
- Kaaskop
- Kaasnap
- Kaatsbaan
- Kaatsdak
- Kaatsen
- Kaatser
- Kaatsmeester
- Kabaai
- Kabaal
- Kabaalmaker
- Kabaävereering
- Kabaja
- Kabas
- Kabassen
- Kabbala
- Kabbelen
- Kabberdoes
- Kabel
- Kabelader
- Kabelaring
- Kabelbaan
- Kabelbericht
- Kabelen
- Kabelgaren
- Kabelgram
- Kabeljauw
- Kabeljauwsch
- Kabeljauwsche
- Kabeljauwskop
- Kabeljauwvangst
- Kabelketting
- Kabelkruis
- Kabellengte
- Kabelmerk
- Kabelnet
- Kabelpont
- Kabelrand
- Kabelschip
- Kabelslag
- Kabelspoorweg
- Kabinet
- Kabinetformaat
- Kabinetlade
- Kabinetmaker
- Kabinetportret
- Kabinetsbevel
- Kabinetsformeerder
- Kabinetskever
- Kabinetskoerier
- Kabinetsleutel
- Kabinetsquaestie
- Kabinetsschrijven
- Kabinetsstuk
- Kabinetwerk
- Kabinetwerker
- Kabinetwijn
- Kaboe
- Kaboepaten
- Kabouter
- Kabriool
- Kabuis
- Kabuis Of Kabuiskool
- Kachel
- Kachelblok
- Kadaster
- Kadastraal
- Kadastreeren
- Kadaver
- Kaddisch
- Kade
- Kader
- Kaderplicht
- Kadet
- Kadi
- Kadijk
- Kadijzen
- Kadin
- Kadodder
- Kadraai
- Kadraaien
- Kadraaier
- Kadraaierssloep
- Kaduk
