Gepubliceerd op 11-11-2021

nest

betekenis & definitie

o. nesten (1 eigengemaakte vogelwoning, broedplaats; 2 jongen, die een dier tegelijk heeft geworpen; padvinderij: een zestal welpen; 3 onaanzienlijke, kleine, stille en afgelegen stad, dorp; gat; 4 plat: bed, Z.-N. huis; 5 jonge visjes, met de wonderkuil gevangen; 6 ondeugende, lastige bakvis; 7 Z.-N. rapalje):

1. elke vogel bouwt zijn nest; bij uitbr. een nest van bijen, mieren enz.;
2. een nest jonge honden, katten;
3. wat een nest!
4. ik lag nog in mijn nest; Z.-N. niet uit zijn nest komen;
5. een nest dient vooral als eendenvoer;
6. een vervelend nest;
7. Z.-N. wat een vuil Z.-N. in de nesten zitten, moeielijkheden; Z.-N. nest zoeken met, ruzie.

< >