De zwaluw behoort in ons land tot de bekendste trekvogels. Hun aankomst in het voorjaar betekent meestal het einde van de winterkou (ook al maakt ‘één zwaluw nog geen zomer’ zoals een bekend spreekwoord zegt) en hun vertrek in de herfst duidt erop dat de warme zomerdagen voorbij zijn en dat weldra de winter zal invallen.
Zwaluwen zijn uitstekende vliegers; hun lichaam is helemaal aangepast aan een leven in de lucht. Welke vliegkunstenaars de zwaluwen zijn, is het beste waar te nemen kort voor een regenbui'. De muggen, waar de vogels jacht op maken, dansen dan laag boven het water zodat de snelle duik- en scheervluchten van de zwaluwen dan duidelijk zijn waar te nemen. De bek van de zwaluw is in verhouding zeer groot en is bij uitstek geschikt om in volle vlucht insekten te vangen. De pootjes van de zwaluw zijn zwak; ze zijn nog juist geschikt om de vogel overeind te houden op dunne telefoondraden of om het hem mogelijk te maken zich vast te klemmen aan het nest onder overstekende dakranden, enz.Zwaluwen maken hun nest uit verschillende materialen die ze aaneen metselen met een soort specie. Gewoonlijk keren de dieren elk jaar naar hetzelfde nest terug. Dit wordt dan hersteld waarna het wijfje drie tot zes eieren legt die na een dag of veertien uitkomen. In Nederland komen drie zwaluwsoorten voor: de boerenzwaluw, de iets minder talrijke huiszwaluw en de plaatselijk voorkomende oeverzwaluw. De laatste soort bouwt zijn nest niet onder daken, maar graaft een hol in steile zandhellingen, enz.
De nachtzwaluw en de gierzwaluw komen in ons land eveneens voor. Ondanks hun naam zijn ze echter niet verwant aan de ‘echte’ zwaluwen. De gierzwaluw is waarschijnlijk wel de bekwaamste vlieger die in ons land voorkomt.