De nachtzwaluw is een merkwaardige vogel, die bijna overal ter wereld voorkomt en ook in Nederland als broedvogel wordt aangetroffen, vooral in de duinen en op de Veluwe.
Over de nachtzwaluw hebben eeuwenlang de vreemdste verhalen de ronde gedaan; het dier speelt een grote rol in tal van vormen van bijgeloof. Volksnamen als ‘Vliegende Pad’ en ‘Geitenmelker’ getuigen daarvan. De laatste naam kreeg de nachtzwaluw omdat men vroeger geloofde, dat het dier met zijn brede bek geiten en koeien molk! Natuurlijk is dit een sprookje; als de nachtzwaluw tegen het vallen van de avond wel eens laag over weilanden scheert, is dat niet om koeien te melken maar om de insekten te vangen, die altijd om het vee heensnorren. Tijdens die jacht gebruikt de nachtzwaluw haar inderdaad zeer wijde bek als een soort vangfuik, waarin zelfs grote nachtvlinders worden gevangen.
Overdag rust de nachtzwaluw tussen dorre bladeren. De naam van de nachtzwaluw duidt al aan, dat het dier vooral na het vallen van de avond op jacht gaat. Dat is misschien ook de reden, waarom zo weinig mensen deze vogel kennen en waarom er zulke vreemde verhalen over ontstaan zijn. Overdag rust de vogel op de grond tussen dorre bladeren of zit hij weggedoken op een tak. Zijn verenkleed heeft een dergelijke kleur, dat het dier in rust heel moeilijk van zijn omgeving te onderscheiden is. Vooral op koele avonden laat de nachtzwaluw haar vreemde, ratelende kreet horen, die heel veel lijkt op die van een bepaalde paddensoort.
Aan dat geluid dankt het dier bijnamen als ‘Nachtratel’, ‘Ratelaar’ en ‘Paduil’. In andere streken van ons land staat de nachtzwaluw bekend als ‘Dwaaske’, ‘Vliegende Krodde’ en ‘Dagslaper’.
Nachtzwaluwen bouwen geen nesten; ze leggen hun 2 of 3 ronde, grijswitte eieren op de grond of op een bed van bladeren.