Tot aan het begin van de 20e eeuw werd nagenoeg alle kleding vervaardigd uit plantaardige of dierlijke vezels zoals katoen, wol, zijde, vlas en jute. De mooiste van die natuurlijke vezels was zijde; gemaakt uit het spinsel van de zijderups.
Zijde was echter zó duur, dat slechts een beperkt aantal mensen zich de glans en de schoonheid van zijden kleding kon veroorloven. Tegenwoordig zijn er andere textielsoorten, die de zijde in glans evenaren en zelfs overtreffen en die bovendien veel goedkoper zijn. Deze stoffen worden gemaakt uit kunstvezels. Sinds de Franse geleerde Hilaire graaf de Chardonnet in 1891 de eerste kunstvezel vervaardigde (de later ‘rayon’ genoemde kunstzijde), is de chemische wetenschap er in geslaagd tal van nieuwe en betere kunstvezels te creëren. Ze worden gemaakt uit de uiteenlopendste materialen zoals houtpulp, katoenpluis, koolteer en aardolie.Kunstvezels hebben talrijke voordelen. Door hun gladde oppervlak nemen ze weinig water op, drogen ze zeer snel en zijn ze grotendeels kreukvrij. Ze zijn vooral in massa vrij goedkoop te vervaardigen en zijn goed bestand tegen slijtage. Sommige kunstvezelsoorten zijn bestand tegen zeer hoge temperaturen (tot 250° Celsius); de meeste kunstvezelstoffen nemen weinig vuil op en verkleuren niet. Veel kleding is tegenwoordig dan ook gemaakt uit kunstvezels, die vreemde, uitheemse namen dragen als nylon, perlon, acryl, vinyon en dralon.
Het nadeel van het grote aantal kunstvezelsoorten is, dat bijna elke ervan een andere wasbehandeling nodig heeft. De huisvrouw moet dus zorgvuldig bijhouden uit welke kunstvezelsoorten haar wasgoed is samengesteld.