Gouden horizon encyclopedie

Dr. B.M. Parker (1959)

Gepubliceerd op 07-10-2024

JACHT OP GROOT WILD

betekenis & definitie

Jagers op groot wild volgen het spoor van grote, in het wild levende dieren en proberen hun prooi te vinden. Ze doen dat met verschillende bedoelingen.

Sommige groot-wildjagers zijn gewapend met zware jachtgeweren; ze zijn er dus op uit om hun prooi neer te leggen. Anderen werken met vallen van allerlei soort. Zij willen het gejaagde dier levend vangen en werken bijvoorbeeld voor grote dierentuinen in Europa of Amerika. Nog anderen trekken de jungle in, slechts gewapend met een camera. Dode of gevangen dieren interesseren hun niet; ze proberen het achtervolgde dier te filmen of te fotograferen in zijn natuurlijke omgeving.Nieuw is de jacht op groot wild niet. Duizenden jaren geleden reeds maakte de holenmens jacht op grote dieren in zijn omgeving. Hij moest wel; niet alleen had hij voedsel nodig maar hij moest zichzelf ook beschermen tegen allerlei verscheurend gedierte. Geweren had de holenmens natuurlijk niet; tegenover de klauwen en de tanden van zijn dierlijke vijanden kon hij slechts stenen en knuppels stellen en wat later speren, pijl en boog. Duizenden jaren later pas werd de jacht op groot wild een sport. Meestal bleef die dan nog gereserveerd voor koningen en edelen.

Want de faam van een vorst of een ridder werd voor een gedeelte bepaald door het aantal wilde dieren, dat hij op de jacht wist neer te leggen. Hieraan werden zijn moed en zijn behendigheid afgemeten.

Ook tegenwoordig is de jacht op groot wild nog een sport. Praktisch gesproken zijn er immers geen mensen meer, die dieren moeten doden om in leven te blijven. Er is echter één ding veranderd. Vroeger hoefden de jagers bij wijze van spreken maar hun deur uit te stappen om oog in oog te staan met een wolf, een oeros, een hert of een beer. In de moderne tijd daarentegen moet de jager een complete expeditie ondernemen om nog groot wild te kunnen vinden. Vooral in Afrika gebeurt dat; ervaren gidsen organiseren daar grote safari’s; uitgebreide jachtpartijen, waaraan ieder kan deelnemen, die een geweer hanteert . . .en die bereid is een fiks bedrag neer te tellen.

Bij sportieve mannen en vrouwen in Europa en Amerika zijn die avontuurlijke safari’s erg populair geworden. Prins Bernhard bijvoorbeeld neemt regelmatig aan dit soort jachtpartijen deel.

In de loop der jaren heeft de jagende mens echter zoveel wilde dieren gedood, dat sommige soorten dreigen uit te sterven. Een bekend geval is dat van de Amerikaanse bizon, die in de vorige eeuw zó fel gejaagd werd, dat er in het begin van deze eeuw nog maar enkele tientallen exemplaren over de prairies van het Noordamerikaanse westen zwierven. Veel landen hebben daarom wetten ingevoerd met het doel deze bedreigde diersoorten te beschermen. In bepaalde natuurreservaten mag helemaal niet meer gejaagd worden; in andere streken wordt de jager ‘op rantsoen’ gesteld en mag hij op één jachtpartij niet meer dan een of twee dieren van een bepaalde soort schieten.

Dieren die tot het ‘groot wild’ gerekend worden, zijn roofdieren als de leeuw, de tijger, de beer en het luipaard en grotere planteneters zoals de olifant, de buffel en de neushoorn. Ook herten en antilopen rekent men soms tot liet groot wild. Het levend vangen van wilde dieren en het maken van foto’s en films van dit wild zijn betrekkelijk nieuwe vormen van de jacht op groot wild. ‘Jagers’, die deze jachtvormen beoefenen, moeten dezelfde moeilijkheden overwinnen als hun schietende collega’s. Heel vaak is hun sport zelfs moeilijker en gevaarlijker.

Jagers op groot wild hebben ons in het verleden veel geleerd over de leefwijze van wilde dieren. Maar hun bijdrage aan de wetenschap wordt ver overtroffen door de moderne ‘jager’ met de camera.

< >