Talrijke prachtige sieraden zijn gesneden uit jade: een halfedelsteen, die niet zo kostbaar en zeldzaam is als bv. diamant en smaragd.
Jade wordt vooral gevonden in liet Verre Oosten. Al voor het begin van onze jaartelling sneden de Chinezen de prachtigste voorwerpen uit jade. Die waren vooral bestemd voor hun tempels. Chinezen kenden namelijk aan jade een bijna goddelijke betekenis toe; voor hun was deze halfedelsteen het symbool van alle deugden.
Er zijn jademijnen, doch het meeste jade wordt gevonden in rivieren en beken. Marco Polo was een van de eerste Europeanen, die tijdens zijn beroemde tocht naar China naar jade zag zoeken. Hij ontmoette mannen, die barrevoets door het water waadden en met hun voeten naar brokken jade tastten.
Tijd was volslagen onbelangrijk voor de vroegste Chinese kunstenaars, die sieraden van jade maakten. Dat was maar goed ook, want jade is erg lastig te bewerken. Het kwam wel eens voor dat een Chinese jadesnijder zijn gehele leven besteedde aan het vervaardigen van één enkel sieraad!
Ook de Azteken in Mexico hechtten grote waarde aan jade. Bij de kostbaarheden, die de Aztekenvorst Montezuma naar Cortés stuurde om hem over te halen het land te verlaten, bevonden zich twee sieraden van jade, die volgens de Azteekse boodschappers evenveel waard waren als twee karrevrachten goud. Ook tegenwoordig kan een modern sieraad van jade duizenden guldens kosten. Een groot deel van deze prijs bestaat natuurlijk uit het arbeidsloon van de kunstenaar, die de halfedelsteen bewerkt heeft. De tekening laat zien, dat jade niet altijd dezelfde kleur heeft. Groen is evenwel de meest voorkomende kleur van jade.