Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

ASSYRIËRS

betekenis & definitie

De naam Assur (zie aldaar) kan aanduiden een god, een stad, een land, een volk. De god Assur was oorspronkelijk de god van de stad Assur, waar hij zijn voornaamste heiligdom had.

Hij werd de nationale god, de voornaamste god der Assyriërs en wordt dikwijls in de inscripties der Assyrische koningen vermeld. Het maakt de indruk, dat hij door deze koningen vooral als een krijgsgod werd beschouwd. De stad Assur ligt op de rechter- of W.-lijke oever van de Tigris. De andere grote steden, die in de geschiedenis van het Assyrische rijk een rol speelden, zoals Doer Sjarroekin, Ninevé en Kalach en Arbela liggen op de linker- of O.-lijke oever. Tegenwoordig heet de ruïnenheuvel van de stad Assur Qalcat Sjerqat. Het gebied van deze stad was klein, maar de naam mât Aššur = land Assur, A., wordt in de spijkerschriftteksten de politieke aanduiding van het rijk. Hoeveel land deze naam omvat, hangt dus van de territoriale macht van de koningen van Assur af (Forrer in Reallexikon der Assyriologie, Leipzig 1929 I, bl. 228 in art. Assyrien).In het O.T. komt Assur voor als naam van de stad en van het land en van het volk der Assyriërs. Reeds in Gen. 2 : 14 wordt Assur als naam van de stad genoemd. Van het land Assur is sprake in Gen. 10 : 11. Gen. 10 : 22 worden als zonen van Sem genoemd Elam, Assur, Arfáchsad, Lud en Aram. Wat de oorsprong der Assyriërs betreft, krijgen wij uit Gen. 10 : 8—12 de indruk, dat die van hun rijk samenhing met die van het Babylonische (v. Gelderen in Bijb. Handb. I, bl. 85). Men heeft de veronderstelling gemaakt, dat de Sumeriërs, die in Babylonië woonden, een nederzetting hebben gevestigd aan de Tigris ten N. van hun gebied. Deze nederzetting diende, om de aanvallen van de

kant van de volken van het N. af te weren en tevens om een stapelplaats voor handelswaren te zijn. Zij zou zich dan gevormd hebben rondom de stad Assur, die door haar natuurlijke ligging zich hier zeer goed voor leende. Deze stad is misschien gesticht door de Subareërs, die uit het N., uit Armenië, afkomstig waren. Toen in Babylonië de Sumeriërs werden overvleugeld door de Semieten, werden dezen ook in Assur het beheersende element en gingen de Subareërs in de Semieten op. De A. stonden onder sterke invloed van de Babylonische of, wil men, Akkadische cultuur. Zo spreekt men tegenwoordig veelal van het Akkadisch, dat dan het Babylonisch en het Assyrisch omvat. In deze taal wordt gebruik gemaakt van het spijkerschrift, dat de Akkadiërs aan de Sumeriërs ontleend hebben.

De Assyriërs spelen een zelfstandige rol in de geschiedenis van ± 2000 v. C. af. Perioden van bloei van hun rijk wisselden met die van neergang. Uit de Cappadocische teksten weten wij, dat de stad Assur in de 20e eeuw v. C. koloniën had gesticht in het O. van Klein-Azië. Er is een bijna volledige lijst van Assyrische koningen gevonden bij Korsabad in de opgravingscampagne 1932/33; deze lijst is pas 10 jaren later gepubliceerd door Poebel. Wij ontlenen onze jaartallen vnl. aan F. Weidner, Die Königsliste aus Chorsābād in Archiv für Orientforschung XIV 5/6 1944, bl. 362—369. De eerste koningen, die Assyrië tot bloei hebben gebracht zijn Iloesoema en diens 3e opvolger Sargon I, wel te onderscheiden van Sargon van Akkad. Een tijdgenoot van koning Chammoerabi van Babel (1704—1662 v. C.) was Samsi-Adad I van Assur (Poebel: 1726—1694 v. C., Weidner: 1729—1697). Uit de Mari-brieven, d w. z uit de spijkerschrifttabletten, gevonden bij de door Parrot van 1933—1938 geleide opgravingen te Tell-Hariri, de puinheuvel van de oude stad Mari, blijkt, dat Samsi-Adad gedurende enkele jaren ook opperheer over Mari is geweest. Er zijn brieven gevonden van de Assyrische koning aan zijn zoon Jasmah-Adad. Samsi-Adad, hoewel zelf ook een Amorietisch usurpator, had de Amorietische koning van Mari, Jahdulim, uit Mari verdreven. Doch nog tijdens het leven van Samsi-Adad wist Zimrilim, de zoon van Jahdulim, Mari te heroveren. Het is mogelijk, dat Samsi-Adad later in een oorlog tegen Chammoerabi is gesneuveld. Zie over deze nieuwe gegevens de artt. van F. M. Th. Böhl, Brieven uit het archief van Mari (Tell Hariri) in: Bibliotheca Orientalis Juli, Sept., Nov. 1944, en F. M. Th. Böhl, King Hammurabi of Babylon in the Setting of his Time (about 1700 B. C.) (Mededelingen der Kon. Ned. Akad. van Wet., afd. Letterk., N.R., dl 9, No 10, 1946).

Na een tijd, waarin Assyrië weinig politieke macht had, kreeg het een opleving onder koning Assoer-oeballit (1363— 1328 v. C.), die aan de macht van het rijk Mitanni over Assyrië een einde maakte. Mitanni was ± 1500 v. C. gesticht door niet-Semietische volken, die vanuit het O.-lijk bergland Mesopotamië waren binnengedrongen. Het omvatte in zijn bloeitijd ook Assyrië. Onder Toekoelti-Ninoerta I (1243—1207 v. C.) werd zelfs Babylonië een deel van het Assyrische rijk, al duurde deze glorie slechts kort. Tiglathpileser I (1112—1074 v. C.) maakte Assyrië weer tot een machtig rijk. Hij deed veroveringstochten tot aan de Kaspische en tot aan de Middell. Zee en onderwierp Babel.

Het is meermalen opgemerkt, dat van 1100— 900 v. C. Assyrië niet veel invloed had evenmin als Babel en Elam. Daardoor was de gelegenheid gunstig voor David en Salomo, om een rijk te stichten en te handhaven (zie b.v.v. Gelderen, Bijb. Handb. I, bl. 136). Na 900 v. C. wordt Assyrië weer machtig. Genoemd moeten worden koningen als Adad-nirari II (909—889 v. C.), Toekoelti-Ninoerta II (888—884 v. C.), Assoernazirpal II (883—859 v. C.). Adad-nirari II behaalde grote overwinningen o. a. op Babylonië. Ook Toekoelti-Ninoerta II deed veldtochten tegen de bewoners van Armenië. Assoernazirpal II trok de Eufraat over en bereikte de Middell. Zee. Zijn zoon en opvolger Salmanassar III (858—824 v. C.) deelt mede, dat hij bij Karkar gestreden heeft tegen een coalitie van vorsten, waaronder hij ook Achab, de Israëliet, vermeldt; zie Achab. Deze slag bij Karkar zal gesteld moeten worden in 854 v. C. Hoe de uitslag van deze slag geweest is, weten wij niet precies. In elk geval heeft Salmanassar Hamath niet kunnen veroveren. In 842 v. C. bracht Salmanassar Hazaël, de koning van Damascus, in het nauw, en ontving hij, volgens zijn mededeling, tribuut van „Jehu, de zoon van Omri”. Israël wordt in de spijkerschriftteksten genoemd „het land van Omri” of „het huis Omri”. Ook in 839 heeft Salmanassar met Damascus oorlog gevoerd.

De Assyrische macht onderging een grote uitbreiding onder Adad-nirari III (809—782 v. C.). Deze streed tegen Damascus en ontving er een tribuut van evenals van Sidon, Tyrus, Israël en andere landen. Doch door zijn optreden tegen Damascus werd de druk van dit rijk op dat der 10 stammen verlicht. Daarom beschouwt men hem weleens als de verlosser, die de Here aan Israël gaf, zodat zij onder de macht van Aram uitkwamen, zie 2 Kon. 13 : 5. Doch dat is niet waarschijnlijk, daar toch Israël zelf ook tribuut moest betalen aan de Assyrische koning. Eerder valt te denken aan een Israëlietisch koning als Joas of Jerobeam II. Onder Adadnirari III kan het optreden van de profeet Jona te Ninevé geplaatst worden. Men denkt zich dit optreden ook wel onder Assoerdan III (771—754 v. C.). De in 2 Kon. 14 : 25, 28 door Jerobeam II op Damascus behaalde overwinningen kunnen misschien gesteld worden onder Salmanassar IV (781 —772 v. C.), die in 773 een tocht tegen Damascus ondernam.

Tiglathpileser III (745—727 v. C.) was een groot veroveraar. Over de dwaasheid van Achaz, om de Assyrische koning te hulp te roepen tegen Damascus en tegen Israël, zie Achaz. In 732 werd Damascus door Tiglathpileser veroverd. Ook Babel onderwierp hij, Babylonië werd zelfs een provincie van het Assyrische rijk. In 2 Kon. 15 : 19 en 1 Kron. 5 : 26 wordt deze koning van Assyrië Pul genoemd. Van Gelderen veronderstelt, dat hij oorspronkelijk zo heette en dat hij als koning van Assur de naam van zijn beroemde voorganger Tiglathpileser I aannam. Als koning van Babel noemde hij zich Pul, om voor het gevoel van de Babyloniërs de personele unie tussen Assur en Babel een beetje toe te dekken. Men herinnerde zich in Israël bij zijn eerste optreden daar nog heel goed, dat hij pas 7 jaar tevoren (745 v. C.) de naam Tiglathpileser had aangenomen (zie K.V. Koningen III, bl. 313, 314). Salmanassar V (726—722 v. C.) nam de laatste koning van het tienstammenrijk, Hosea, gevangen en sloeg het beleg om de hoofdstad Samaria. Sargon II (721—705 v. C.) deelt in zijn annalen mee, dat hij in het begin van zijn koningschap, in zijn eerste regeringsjaar Samaria innam en 27.290 inwoners buit maakte, zie 2 Kon. 17 : 1—6. Sargon bouwde zich een eigen residentie, Doer-Sjarroekin, het reeds genoemde Korsābād (zie hierboven). Sargon onderwierp zelfs Babylonië. — Zijn zoon Sanherib (704—681 v. C.) is wel bekend door zijn tocht naar het W., waarbij hij ook Hizkia in het nauw bracht, doch door een Godsgericht er niet in slagen kon Jeruzalem te veroveren, zie 2 Kon. 18 : 13—19 : 37; 2 Kron. 32 : 1—22, Jes. 36 en 37. Sanherib maakte Ninevé tot hoofdstad van Assyrië en verfraaide en versterkte het zeer. Hij haatte Babel. De grote vijand van Sanherib was de Chaldeër Merodach-Baladan.

In 689 v. C. werd de stad Babel door Sanherib grondig verwoest. In 681 v. C. werd Sanherib door twee van zijn zonen vermoord; zie 2 Kon. 19 : 37, Jes. 37 : 38. Zie Adrammélech. Esarhaddon (680—669 v. C.), een zoon van Sanherib, slaagde er in om Egypte te veroveren, 671 v. C. Doch na zijn vertrek viel het weer van Assyrië af. Esarhaddon moest zijn rijk verdedigen tegen de aanvallen van de Kimmeriërs, die in het N. de grenzen bedreigden.

Assoerbanipal, zijn zoon, in de Bijbel Asnappar genoemd (zie aldaar) regeerde van 668— 626(?). Hij heroverde Egypte (zie ook Nah. 3 : 8—10), maar kon het slechts tijdelijk behouden. Hij veroverde Elam en lijfde het bij Assyrië in. Daar Esarhaddon zijn rijk aan zijn jongste zoon, Assoerbanipal, had vermaakt en slechts de heerschappij over Babel aan de oudste zoon Samassoemoekin, kwam het tussen beide broers tot een bloedige strijd, toen Samassoemoekin Babel onafhankelijk trachtte te maken van Assyrië. Assoerbanipal werd overwinnaar, 648 v. C. Het is heel goed mogelijk, dat Manasse van Juda naar Babel is gevoerd als gevangene, omdat hij aan de opstand van Samassoemoekin deel had genomen, 2 Kon. 33 :11. Aan Assoerbanipal is het te danken, dat wij zoveel belangrijke stukken voor de kennis van Assyrië en Babylonië bezitten, want hij stichtte een grote bibliotheek te Ninevé. Uit cultureel oogpunt beleefde Assyrië onder zijn regering een bloeitijd. En toch was de ondergang van het rijk nabij. Na Assoerbanipals dood, die we niet precies kunnen dateren, was het spoedig uit met de macht van Assur. Ninevé werd in 612 v. C. veroverd door de Meden en de Babyloniërs en, naar het woord der profeten van Jahwe (lees b.v. Nahum) volkomen verwoest. Daarbij vond Sinsariskoen, die van 620(?)—612 regeerde, de dood. Evenals zijn voorganger Assoeretilani, 625(?)—621(?), was hij een zoon van Assoerbanipal. Wel wist Assoeroeballit II (611—606) in Haran zich enkele jaren staande te houden.

Maar Haran werd al in 609 v. C. door de Meden en de Babyloniërs veroverd. Geen hulp van Farao Necho van Egypte kon Assur meer baten. Zijn rol in de wereldgeschiedenis was uitgespeeld. De Assyriërs staan daarin bekend als wreedaards. Zij deporteerden hele volken, en hun koningen vermeien zich in hun nagelaten inscripties in bloedige veldslagen, brandstichtingen en het wegslepen van buit. Meermalen wordt Assur in de boeken der profeten aangeduid of genoemd, zie Amos, Hosea, Jesaja, Micha, Zefanja en Nahum. Het is door Jahwe gebruikt als een instrument tot tuchtiging van zijn volk, maar zijn koning (vooral iemand als Sanherib) heeft zich in heidense overmoed verheven en heeft uit het oog verloren, dat een bijl zich niet beroemen zal tegen hem, die er mee hakt, noch een zaag pochen tegen hem, die haar hanteert (Jes. 10 : 15). Daarom wordt Assur getroffen door het oordeel des Heren. Assyrië typeert de wereldmacht in haar wreedheid, doch deze wereldmacht met haar militairisme moet het afleggen tegen het rijk des Heren, tegen Sion.

Door de opgravingen in de 19e eeuw, begonnen in 1842 door de Fransman Botta en voortgezet door de Engelsman Layard e.a., is de Assyrische beschaving met haar paleizen en duizenden kleitafeltjes uit het stof herrezen. De Assyriërs waren echte heidenen, dienaars van veel goden. Zij hadden zowel in cultureel als in religieus opzicht veel aan de Babyloniërs ontleend. Naast Assur kunnen als goden van de Assyriërs genoemd worden Sin, de maangod; Isjtar, de godin van de oorlog en van de wellust; Ninoerta, de god van de oorlog en van de jacht; Hadad of Adad, de god van het onweer; Nebo, de god van de handel en van het verkeer, van de sterrenwichelaars; enz. Ook geloofden zij in beschermgeesten en in demonen, in de kracht van bezweringen, in sterrenwichelarij. De koningen beroemen zich op de kracht, hun verleend vooral door Assur. Zij riepen volgens hun inscripties op kritieke ogenblikken van de slag hun goden aan. Maar zij tonen zich voorts zeer verwaten. Dit wreed krijgszuchtig heidens volk is van de aarde weggevaagd door de God van Israël, die daarbij gebruik maakte van de haat der door hen onderdrukte volken.

< >