Gepubliceerd op 05-05-2017

Godsdienst

betekenis & definitie

Godsdienst. De rekkelijken en de preciezen.

In de zestiende eeuw kende Nederland zijn godsdienststrijd tussen de ‘rekkelijken’ en de ‘preziezen’. Alle godsdiensten hebben een ‘rekkelijke’, liberale stroming en een ‘precieze’, orthodoxe, fundamentalistische, rechtgeaarde stroming. De intolerantie over wat de juiste leer is, kan de preciezen gewelddadig maken, maar dat hoeft niet.

Godsdienst als rechtvaardiging.

Overal ter wereld zijn mensen geneigd hun godsdienst te gebruiken om hun vanzelfsprekende opvattingen te legitimeren.

Rond 1965 vonden veel Nederlandse christenen (ik ook) steun bij hun godsdienst om homoseksualiteit abnormaal te vinden. Langzamerhand, toen de opvattingen in de maatschappij veranderden, werd ook de tolerante opvatting van homoseksualiteit vanuit de bijbel gerechtvaardigd: overal waar liefde is, is God in uw midden.

In delen van de wereld waar vrouwenbesnijdenis al eeuwenlang de gewoonte was, werd die gewoonte later christelijk gerechtvaardigd nadat het christendom ontstond (Ethiopische christenen) en later islamitisch gerechtvaardigd nadat de islam was opgekomen (Egypte, Somalië, etc.). Ook oorlogen worden vrijwel altijd door de geestelijk leiders van beide zijden gesteund en gerechtvaardigd.

Enerzijds bepaalt godsdienst dus wat mensen denken, tegelijkertijd beïnvloeden mensen wat de inhoud van hun godsdienst is.

Godsdienst als sociaal bindmiddel.

Rond 1990 noemden Turkse en Marokkaanse jongeren in Nederland zich zelden islamiet. Godsdienst was nauwelijks een onderdeel van hun identiteit. Intussen is dat veranderd. Door het gevoel buitengesloten te worden, door identificatie met islamitische groepen (Palestijnen, Irakezen) in de wereld en door religieus zendingswerk is de islam steeds sterker een bindmiddel voor islamitische jongeren geworden.

Hetzelfde religie-als-bindmiddel verschijnsel is te zien bij een deel van de behoudende autochtone jongeren. Zij vinden de moderniteit (seks voor het huwelijk, porno) te ver gaan en vinden, mede door religieus zendingswerk (EO) hun heil bij behoudende varianten van het christendom.

Godsdienst en bijgeloof.

Er is een duidelijk statusverschil tussen geloof en bijgeloof. We zijn geneigd onze eigen levensovertuiging geloof of godsdienst te noemen. Bij volkeren die we als primitief ervaren noemen we hetzelfde bijgeloof. Bijgeloof past bij natuurvolkeren, bij volkeren zonder cultuur. U proeft de etnocentrische superioriteit in deze woorden.

Zou u willen proberen vanaf een grote afstand naar uw eigen geloof te kijken? Als u christen bent zou u dan zien dat het geloof inhoudt dat er een God en een hemel is. Dat God de wereld gemaakt heeft. Dat er één God is, maar eigenlijk ook drie. Dat God een zoon naar de aarde heeft gestuurd. Dat Maria het kind Jezus kreeg en maagd bleef. Niet om enig geloof belachelijk te maken, maar vanuit een ver standpunt zou ook dit bijgeloof genoemd kunnen worden.

Godsdienst en grondwet.

Ayaan Hirsi Ali vroeg op een schoolplein aan een groepje twaalfjarige islamitisch meisjes: ‘Wat staat voor jullie het hoogste, Allah of de grondwet?’Ze antwoordden dat het Allah was want ze waren braaf opgevoed. Ayaan: ‘Dat is fout, want Nederland is een rechtstaat en daar gaat niets boven de grondwet’ (Plasterk).

Bij alle mensen kan een spanningsveld ontstaan tussen God resp. het geweten en de wetten van het land. Wat als u gevraagd zou worden: ‘Kiest u bij een voor u belangrijk onderwerp voor uw geweten of voor de wet? In SGP kringen heeft men ook moeite met de grondwet als het gaat om de positie van de vrouw. Christelijke schoolbesturen hebben moeite met de wet als het gaat om gelijke behandeling van homo’s. In de tweede wereldoorlog was het verzet er trots op dat ze zich niet aan de wet hield. Blijkbaar kan er voor iedereen een spanning ontstaan tussen de wetten van het land en het eigen geweten resp. de eigen godsdienst.