Gepubliceerd op 05-05-2017

Identiteit

betekenis & definitie

Identiteit van ‘minderheid zijn’.

Voor iemand uit de meerderheidscultuur gaat soms een wereld open als hij ‘minderheden’ beter leert kennen. In het denken, voelen en oordelen van iemand uit een minderheid speelt het besef van ‘minderheid-zijn’ altijd een rol. Dat kan leiden tot:

- Zichzelf gaan zien door de (negatieve) ogen van de meerderheid. Daardoor ontstaan gevoelens van minderwaardigheid, afgewisseld met een krampachtig superioriteitsgevoel.
- Zich vaak buitengesloten voelen, soms zich gediscrimineerd voelen.
- Soms een vanzelfsprekend wantrouwen t.a.v. de meerderheid.
- Vaak de geneigdheid om de eigen groep te verdedigen.
- Het ontstaan van slachtofferschap. Het eigen falen wordt dan toegeschreven aan de positie als minderheid.

Minderheden krijgen iets niet wat de meerderheid wel krijgt. De identiteit van mensen die in de meerderheid zijn, wordt zonder dat ze dat beseffen, op talloze momenten in de externe wereld ondersteund en bevestigd. Een voorbeeld. In de Sinterklaastijd staan in veel bedrijven schaaltjes pepernoten. Op 5 december mag iedereen om vier uur naar huis. Iedereen praat over (de onzin van) cadeautjes kopen, rijmen maken, etc. Op alle reclamefolders staan Sint en Piet. Onbewust is dat steeds weer een onderstreping van de identiteit. Rond Kerst komen overal kerstbomen. Woorden zoals ‘kerstnacht’ en ‘kerstdiner’ roepen jaarlijks een aangename sfeer op. Daarna volgen de rituelen van oud-en-nieuw, de oliebollen, het vuurwerk en de ergernis daarover, enz.

Voor mensen uit een minderheidsgroep ontbreken dit soort bevestiging van hun identiteit in de externe wereld. Een voorbeeld. Islamieten in Nederland vieren thuis Suikerfeest (qua gezelligheid vergelijkbaar met Kerst) maar op school, op het werk en op straat zien ze nergens aan dat het Suikerfeest is. Allerlei immigranten gaan daardoor in den vreemde vaak automatisch hun identiteit versterken. Ook Nederlanders die bijv. in Zwitserland wonen, verlangen ernaar om op 30 april Koninginnedag te vieren.

De situatie van homoseksuelen en lesbiennes is vergelijkbaar. Zij zien op de televisie in reclames en soaps in hoofdzaak mensen in hétero relaties. Het woord ‘relatie’ betekent vaak automatisch een hetero relatie. Ook zij zien daardoor hun realiteit weinig bevestigd. Leerlingen van gescheiden ouders kregen tot voor kort in schoolboeken alleen ‘intacte’ gezinnen voorgeschoteld, etc. Dit is overigens een onvermijdelijk gevolg van minderheid-zijn. Het is dan per definitie lastig om een rustige, stevige identiteit op te bouwen (Zie Jongeren).

Meerdere identiteiten.

Elk mens heeft tegelijkertijd op een ontspannen manier meerdere identiteiten… maar alleen als de omgeving dat toestaat. Iemand kan Nederlander, Rotterdammer, vader, katholiek en vakantieganger zijn omidat de omgeving dat toestaat. Haleh Ghorashi deed onderzoek bij hoogopgeleide Iraanse vrouwen in de USA en in Nederland. De Iraanse vrouwen in de USA voelden zich probleemloos Amerikaans en Iraans. De vrouwen in Nederland horen steeds de vraag: ben je Iraniër óf Nederlander. Zij voelen zich daardoor Iraans maar op de plaats waar ze een Nederlandse identiteit zouden moeten voelen, zat een gapend gat. Deze vrouwen konden geen emotionele aansluiting vinden bij Nederland. Nederland is er nog niet aan gewend om immigranten probleemloos twee nationale identiteiten toe te staan.

Identiteit. Kan je islamiet zijn en Nederlander?

Wie bovenstaande vraag stelt creëert een tegenstelling die er niet is. Als een grote meerderheid van de bevolking echter vindt dat je geen islamiet kunt zijn én Nederlander, dan wordt het moeilijk om die twee te combineren. Homoseksuele jongeren die streng gelovig (joods, christelijk, islamiet) zijn, hebben hetzelfde probleem. Hun religieuze omgeving zegt vaak: je kan met deze eigenschap geen goede gelovige zijn. Het is dan erg lastig om als individu in balans te zijn met die beide identiteiten.

Identiteit van ‘meerderheid zijn’.

Het heeft belangrijke nadelen om bij de meerderheid te horen resp. ergens de machtige te zijn. Voor iemand van de meerderheidsgroep is het namelijk zeer moeilijk om het perspectief van de minderheid te voelen. De meerderheid vindt zichzelf immers altijd normaal. De eigen mening, het eigen perspectief is vanzelfsprekend.

Laat ik een voorbeeld nemen uit de tijd dat roken nog normaal gevonden werd. In die tijd stak je ergens een sigaret op zonder iets te vragen en iedereen vond dat gewoon. Als iemand bezwaar zou maken zou je dat belachelijk vinden. Medische onderzoeken zou je niet geloven. Je zou vinden dat roken ‘moet kunnen’, dat is vrijheid. Wie zegt dat hij er last van heeft vind je dan overgevoelig. Bovendien: er staan overal asbakken, op t.v. rookt iedereen, er zijn geen niet-rook wachtkamers, er zijn geen wetten waarop je je bij schade kan beroepen, enz. Wie als roker (de meerderheid) in die tijd geconfronteerd zou worden met een niet-roker zou zich daar bijna niet in kunnen inleven. Daarom is het voor iemand uit de meerderheid psychologisch waarschijnlijk moeilijker om een stap naar de minderheid te maken dan andersom. De meerderheid voelt bovendien vaak geen enkel belang om te veranderen.

Meerderheden, (eigenlijk: de machtigen), vinden zichzelf niet alleen normaal, ze vinden zichzelf ook moreel beter (Elias 1985). In het taalgebruik is dat terug te vinden. Het woord adel (de machtigen van vroeger) komt van het woord ‘edel’. De adel vond dat ze zich edel, moreel hoogstaand gedroeg. Ze werden ook de nobelen genoemd, van ‘nobel’ gedrag. Natuurlijk waren ze van ‘hoge’ afkomst. Het gewone volk heette het ‘gemene’ volk of, in het Latijn, het ‘vulgus’. De elite noemde hen vulgair. Zij zijn ook het ‘lage’ milieu. De meerderheid is normaal, zij hebben de juiste norm.

Een meerderheid zal zich vaak arrogant en superieur gedragen zonder dit zelf op te (kunnen) merken (Zie Macht).