Het menselijke lichaam is opgebouwd uit miljoenen cellen Elke cel heeft voedsel nodig om in leven te blijven; het doet er niet toe of hij nu deel uitmaakt van onze wijsvinger of van de wand van onze maag. Voor het transport van voedsel naar elke cel zorgt het bloed.
Dat betekent dus dat het voedsel uit onze maaltijden in dat bloed moet worden opgenomen - en dus eerst moet worden omgezet in een vloeistof. Die verandering van vast in vloeibaar voedsel noemen we de spijsvertering, een duidelijke vorm van stofwisseling’.Aan de spijsvertering doen talrijke lichaamsdelen mee. Tezamen vormen ze het zg. spijsverteringssysteem.
Op het schema bij dit artikel staat het menselijke spijsverteringssysteem afgebeeld.
Om ons dagelijkse voedsel in een vloeistof om te zetten, zijn verscheidene spijsverteringssappen nodig. Een van die sappen is het speeksel. Het speeksel wordt in onze mond gevormd door de speekselklieren en vermengt zich tijdens het kauwen met het voedsel. Als het gekauwde voedsel de maag bereikt, wordt het vermengd met maagsap, dat wordt afgescheiden door de maagwand. In de dunne darm helpen drie andere spijsverteringssappen het voedsel afbreken: het alvleessap, de galzuren en het darmsap. Het alvleessap ontstaat in de alvleesklier; de galzuren worden in de lever gevormd en het darmsap is een produkt van de wand van de dunne darm.
Tegen de tijd, dat het voedsel de dikke darm bereikt, zijn alle verteerbare delen al omgezet in vloeistof die via een ingewikkeld proces door de dunne darmwand in het bloed worden opgenomen. De afvalstoffen passeren de
dikke darm en verlaten via de endeldarm het lichaam.
Ook dieren moeten hun voedsel verteren. Ze gebruiken lang niet zoveel verschillende voedselsoorten als de mens.