Gouden horizon encyclopedie

Dr. B.M. Parker (1959)

Gepubliceerd op 07-10-2024

SCHELPDIER

betekenis & definitie

Een groot aantal dieren zonder wervels is in plaats daarvan uitgerust met een schelp. De meeste van deze schelpdieren leven in het water en bouwen hun schelp uit kalk, die ze aan hun omgeving onttrekken.

Naarmate zo’n schelpdier groeit, wordt ook de schelp groter. Sommige schelpdieren hebben een schelp, die uit één stuk bestaat; andere leven in tweedelige schelpen, die uitgerust zijn met een soort scharnier.In de meeste schelpen uit één stuk wonen slakken: de schelpdieren, die de meeste mensen het beste kennen. Slakken komen zowel op het land als in het water voor. In één ding komen ze echter overeen: hun schelpen zijn spiraal vormig gebouwd. Sommige slakkehuizen zijn linksom gewonden; de meeste echter rechtsom. Naar de richting van de winding onderscheidt men de slakken wel eens in ‘rechtswinders’ en ‘linkswinders’. Van verscheidene schelpen op de tekening bij dit artikel is zonder moeite vast te stellen dat ze uit één stuk bestaan.

Moeilijker te constateren is echter dat bv. ook de napslak-met-het-gaatje en de abalone tot deze groep behoren. De grootste schelp uit één stuk is waarschijnlijk die van de koningscarco of reuzenbreedlip uit de Caraïbische Zee. De schelp is aan de binnenzijde prachtig rosé gekleurd en wie zijn oor tegen de opening legt kan er ‘de zee in horen ruisen’. Op het eiland Bonaire (Nederlandse Antillen) worden van deze schelpen vaak schemerlampen gemaakt.

Tot de tweedelige schelpen behoren die van. mosselen, oesters, kammosselen en gapers i De dieren met tweedelige schelpen worden meestal plaatkieuwigen of tweekleppigen genoemd. De enige tweekleppige schelpdieren op de tekening zijn de kammossel, de kokkel en de boormossel. Van de laatste schelp en van de kammossel is slechts de ene helft afgebeeld.

Talrijke mensen verzamelen schelpen uit liefhebberij. Veel schelpen hebben van die verzamelaars namen gekregen, die niets te maken hebben met het dier, dat er eens in geleefd heeft. Uit de naam ‘engelenvleugel’ bijvoorbeeld valt op geen enkele wijze af te leiden, dat de oorspronkelijke bewoner van de schelp een soort gaper is. De naam ‘engelenvleugel’ heeft alleen betrekking op de vorm van de schelp. Geleerden maken van deze ‘amateursnamen’ dan ook zelden gebruik en noemen de schelpdieren liever bij de wetenschappelijke (Latijnse) naam.

Wie schelpen verzamelt, kan zijn collectie in een betrekkelijk kleine ruimte bewaren want er zijn schelpen, die niet groter zijn dan een speldepunt. Wie echter alle schelpen in zijn verzameling zou willen opnemen, moet daar wel enige plaats voor reserveren. Want over de gehele wereld verspreid leven meer dan 75.000 soorten schelpdieren. Bovendien zijn er reuzen onder; de schelp van de reuzegaper bijvoorbeeld is bijna een meter in doorsnee.

Schelpen vormen een uitstekende bescherming voor de dieren die erin leven. Ook voor de mens hebben schelpen nut. In verscheidene delen van de wereld (Nieuw-Guinea bv.) worden bepaalde soorten schelpen nog steeds gebruikt als geld. In modernere landen worden er kralen of knopen van gemaakt of worden ze vergruizeld en gebruikt als voedsel voor kippen. In bepaalde omstandigheden kan schelpgruis voorkomen dat de bodem verzuurt.

Schelpdieren komen al honderden miljoenen jaren lang in zee voor. Miljarden schelpen zijn in de loop der tijden naar de bodem gezakt en hebben daar dikke lagen gevormd, die later veranderd zijn in kalksteen.

< >