Vijftig miljoen jaar geleden leefden er in de moerassige wouden van het tegenwoordige Noord-Amerika kleine, snelle zoogdieren, die niet groter waren dan een vos. Ze hadden een korte nek en droegen manen, die uit enkele stijve, rechtopstaande haren bestonden.
Hun staart was kort en ze bezaten tanden, die alleen geschikt waren voor het kauwen van zachte bladeren. Hun voorpoten waren uitgerust met vier, hun achterpoten met drie tenen.Deze kleine, gracieuze dieren waren ‘oerpaarden’. Hun wetenschappelijke naam is
Mesohippus (tussenras) ‘Eohippus’ en ze kunnen beschouwd worden als de verre voorouders van onze moderne paardesoorten.
In de loop van miljoenen jaren kwam er verandering in de levensomstandigheden op aarde. Als gevolg daarvan veranderden ook de oerpaarden. Ze werden groter, kregen langere nekken, ontwikkelden zwaardere manen en een grotere staart en het aantal van hun tenen liep terug. Bovendien kreeg de middenteen van elke poot een zwaardere nagel: het begin van de tegenwoordige hoef. Deze latere dieren verschilden zoveel van de oerpaarden, dat de geleerden ze een andere naam gaven: ‘Mesohippus’.
Met het ouder worden van de aarde bleef ook het paarderas veranderingen ondergaan. Tenslotte begon de soort al wat te lijken op onze moderne paarderassen. Alle tenen verdwenen behalve de door een hoef omhulde uilgegroeide middenteen. Paarden lopen dus eigenlijk op de punten van hun nagels.
Door een merkwaardige en onverklaarbare omstandigheid verdwenen op dit moment plotseling alle paarden uit het noorden van de nieuwe wereld. Misschien staken ze om een of andere reden over naar Azië, dat in die tijd nog door een landbrug met Noord-Amerika was verbonden. Zeker is in ieder geval, dat Azië en Europa al paarden kenden in de tijd van de prehistorische holenmens.
Deze primitieve mens jaagde op het paard om dezelfde reden als waarom hij jacht maakte op de mammoet: hij had het vlees van het dier nodig. Het duurde echter niet lang meer of de mens ontdekte ook hun waarde als lastdier.
In de Oudheid en in de Middeleeuwen werd het paard vooral gebruikt in tijd van oorlog. Egyptische en Assyrische heersers trokken ten oorlog in strijdwagens, die door paarden werden getrokken; de Middeleeuwse ridders harnasten niet alleen zichzelf maar ook hun rijdieren.
Veel mensen denken, dat de prairies van Noord-Amerika krioelden van paarden in de tijd, dat Columbus de Nieuwe Wereld ontdekte. Ze verkeren in de mening, dat die paarden gevangen en getemd werden door de Noordamerikaanse Indianen. Dat is niet juist; de Indianen hadden nog nooit een paard gezien, voordat de Spanjaarden enkele van deze dieren naar de andere zijde van de oceaan brachten. Het paard was juist een van de voornaamste wapens van de Spaanse veroveraars; zonder dit snelle rijdier zouden ze hun Indiaanse tegenstanders niet zo gemakkelijk verslagen hebben. Verscheidene Spaanse paarden wisten echter te ontsnappen en verwilderden. Uit de afstammelingen van deze dieren recruteerden de Indianen later hun beroemde mustangs.
Moderne paarden zijn speciaal gefokt voor allerlei doeleinden. Soms moet een paard snel zijn en komt zijn kracht er minder op aan; in andere gevallen was de mens meer gediend met kleine paarden dan met grote. Honderden jaren geleden al begon de mens bij het fokken van paarden een bepaalde selectie toe te passen om zo tot gespecialiseerde rassen te komen. Uit die jarenlange selectie kwamen allerlei paarderassen te voorschijn, waarvan er enkele bij dit artikel staan afgebeeld. Volbloeds zijn bijvoorbeeld paarden, die een fijne bouw hebben en een grote snelheid kunnen ontwikkelen. Ze worden gebruikt voor paardenraces, voor de jacht en voor het polospel.
De meeste volbloeds hebben Arabisch (paarde)bloed in de aderen. De Arabieren zijn al eeuwenlang beroemd om hun uitstekende fokpaarden. De eerste volbloedpaarden werden geboren uit het huwelijk van Engelse merries en Arabische hengsten. Natuurlijk zijn er ook nog altijd zuiver Arabische paardenrassen.
Trekpaarden zijn over de gehele wereld gefokt. Het zijn zware, sterke paarden, die niet snel zijn maar wel een enorme kracht kunnen ontwikkelen. Ze werden voor de komst van de traktor veelvuldig gebruikt in de landbouw; ook tegenwoordig ploegen en maaien heel wat boeren nog met het paard. Palomino’s behoren tot een ras, dat bij voorkeur als rijpaard wordt gebruikt. Ze zijn te herkennen aan hun lichtbruine of crème’ kleurige huid en hun lichte manen. Ook deze paarden hebben Arabisch bloed.
Voor bepaalde soorten werk zijn kleinere paarden nodig. Die behoefte leidde tot het fokken van verscheidene ponysoorten, waarvan die van de Shetlandse Eilanden wel het bekendste zijn. Het zijn ook heel geschikte rijdieren voor kinderen. Hoewel het paard meer en meer wordt verdreven door het gemotoriseerde verkeer, zal het wel nooit helemaal verdwijnen. Daarvoor kent de wereld immers teveel échte paardenliefhebbers.