Toen Peter de Grote 250 jaar geleden tsaar van Rusland werd, beschikte zijn land niet over een noordelijke ‘poort’ naar de Atlantische Oceaan. Rusland grensde in die dagen nog niet aan de Oostzee; over zee was het land slechts te bereiken voor schepen, die via de Middellandse Zee naar de Zwarte Zee zeilden.
Voor schepen uit het Noorden van Europa was dat echter een lange en kostbare reis. Peter de Grote besloot daarom zijn land toegang te verschaffen tot de Oostzeekust.De Tsaar begon met een oorlog tegen Zweden, dat in die tijd het gebied tussen de Russische grens en de Oostzee in bezit had. De Russische legers slaagden erin dat gebied te veroveren. Vervolgens begon Tsaar Peter plannen te maken voor de bouw van een havenstad. Hij besloot ze aan te leggen op de plaats, waar de Newa uitmondt in de Finse Golf en ze te bouwen op de eilanden in de riviermond.
Een stad bouwen op eilanden bracht allerlei problemen mee; vooral omdat het land in de Newadelta laag en moerassig was. Tsaar Peter wist echter dat zijn plan uitvoerbaar was. In zijn jeugd immers had hij een aantal jaren als scheepstimmerman in Nederland gewerkt; daar had hij ook geleerd hoe het mogelijk was land te veroveren op de zee en het bruikbaar te maken. Hij liet in de vochtige eilandbodem miljoenen lange palen slaan, die dienst moesten doen als fundering voor de gebouwen van de nieuwe stad. Het duurde niet lang of hoog boven het drassige land torenden een groot fort en een indrukwekkende kathedraal. De nieuwe stad groeide in een verbijsterend tempo; ze verspreidde zich niet alleen over de eilanden in de Newamonding, maar ook over het vasteland langs de rivier.
Jarenlang was Moskou de hoofdstad van Rusland geweest. Peter de Grote was echter zo trots op zijn nieuwe havenstad, dat hij besloot er de Russische regeringszetel te vestigen. Peter noemde de stad naar zijn patroon St. Petersburg en liet er in alle haast paleizen en regeringsgebouwen optrekken. Eén ding kon zelfs de Russische Tsaar echter niet veranderen: het klimaat van de nieuwe hoofd- en havenstad. Ruslands poort op de Atlantische Oceaan lag zo ver noordelijk, dat het water in de haven en in de toegangswegen vijf maanden per jaar lag dichtgevroren.
Met behulp van ijsbrekers was het enige tijd mogelijk een vaargeul open te houden, maar hartje winter was het zelfs voor het kleinste schip niet meer mogelijk de haven van St. Petersburg te bereiken. Desondanks werd de nieuwe stad een zeer belangrijke haven. In- en uitvoer kwamen op gang en in en om de stad schoten nieuwe fabrieken als paddestoelen uit de grond.
St. Petersburg werd beroemd om haar schoonheid. Talrijke fraaie bruggen verbonden de eilanden, waarop de stad was gebouwd; de stad bezat prachtige paleizen en zeer mooie huizen en hoog daarboven torenden juweeltjes van kerkebouwkunst. St. Petersburg kreeg ook een veel internationaler karakter dan het typisch Russische Moskou. Via de nieuwe haven kwamen niet alleen goederen het land binnen, maar ook nieuwe, westerse ideeën over kunst en architektuur.
Die ideeën zorgden ervoor dat St. Petersburg voor de helft een westerse, voor de andere
helft een oosterse stad werd.
Toen het tsaristische regiem in Rusland ten einde was, werd de regeringszetel teruggebracht naar Moskou. De naam St. Petersburg werd veranderd in Petrograd en later, toen Rusland opging in de Sowjet-Unie, in Leningrad; een naam die tot op heden is blijven voortbestaan. Hoewel Leningrad tijdens de Tweede Wereldoorlog 15 maanden lang belegerd werd en daardoor ernstige schade opliep, is de stad nog steeds groot, mooi en belangrijk. In grootte wordt ze slechts overtroffen door Moskou, dat tegenwoordig de grootste stad van de Sowjet-Unie is. Leningrad is nog wel de belangrijkste havenstad van de Sowjet-Unie.