Veel dieren zouden moeilijk aan de kost kunnen komen als er geen . . . konijnen waren. Want om slechts een paar voorbeelden te noemen: vossen, wezels, bunzingen en haviken leven voor een groot deel van konijnenvlees en maken driftig jacht op deze kleine langoor.
Konijnen hebben geen wapens om zich tegen hun vijanden te verdedigen. Ze hebben echter lange, stevige achterpoten, waarmee ze zich met snelle sprongen uit de voeten kunnen maken als de nood aan de man komt. Konijnen zijn ook nog op andere wijze uitgerust om het gebrek aan natuurlijke wapens goed te maken. Ze hebben lange, gevoelige oren, waarmee ze het geringste geluid kunnen opvangen; ze hebben een kleur, waarmee ze zich gemakkelijk kunnen verbergen; ze kunnen doodstil op één plaats blijven zitten tot het gevaar geweken is en tijdens hun vlucht kunnen ze in volle vaart plotseling van richting veranderen.
Dat konijnen, ondanks de jacht die op ze gemaakt wordt, niet uitsterven, hebben ze te danken aan hun grote vruchtbaarheid. Vrouwtjeskonijnen kunnen verscheidene keren per jaar moeder worden en krijgen iedere keer twee tot zes jongen. Die jongen worden goed verzorgd in het hol dat konijnen graven en dat voor die gelegenheid bekleed is met zachte haren, die het moederdier uit haar eigen vacht plukt.
Konijnen zijn uitsluitend planteneters; ze hebben stevige maalkiezen, waarmee ze hun voedsel zeer gemakkelijk kunnen fijnkauwen. Onder bepaalde omstandigheden kunnen konijnen grote schade aanrichten in tuinen en velden.
Er bestaan verscheidene rassen tamme konijnen, die door kruising ontstaan zijn. Het konijn werd oorspronkelijk alleen in Europa als huisdier gehouden, maar het heeft zich van daar uit over een groot deel van de wereld verspreid. In sommige landen zoals de Verenigde Staten werd het tamme konijn aanvankelijk uitsluitend als speelkameraad voor kinderen gehouden. Op het ogenblik worden konijnen in dat land echter, evenals in Europa, voornamelijk gefokt om hun vlees en hun pels. Sommige wilde konijnesoorten zijn, hoewel nauw aan het konijn verwant, in werkelijkheid hazen. Dat is bijvoorbeeld het geval met de sneeuwhaas op de tekening; niet te verwarren overigens met het witte albinokonijn, dat te herkennen is aan zijn rode ogen.
Het grootste verschil tussen hazen en konijnen is, dat konijnebabies bij hun geboorte nog geen haar hebben en hazejongen wel. Konijnen worden bovendien blind geboren, terwijl haasjes onmiddellijk na hun geboorte al kunnen zien. Andere verschillen zijn de langere oren van de haas; de kortere achterpoten en de grotere snelheid. Bovendien woont de haas niet in een hol maar in het open veld.