In alle gebieden met uitgestrekte bossen vormt de houtexploitatie een van de belangrijkste bronnen van inkomsten. Vooral in de noordelijke delen van zowel de Oude als de Nieuwe Wereld heeft de exploitatie van de natuurlijke houtrijkdommen grote vormen aangenomen en is ze de basis voor tal van activiteiten.
In landen als Zweden, Noorwegen, Canada en de Verenigde Staten bevinden zich diep in de bossen talrijke houthakkerskampen, waarvan de bewoners voortdurend bezig zijn met het systematisch ‘oogsten’ van het hout.
Het houthakkersberoep is zwaar en vereist grote vaardigheid. In een houthakkersploeg zijn de verschillende bewerkingen zorgvuldig verdeeld. De eigenlijke hakkers zorgen voor het vellen van de bomen. Door een speciale manier van werken kunnen ze de boom in elke gewenste richting laten vallen; zó, dat hij zo weinig mogelijk schade aanricht aan het andere hout.
Het vellen van een boom begint met het aanbrengen van een hakgleuf (dicht bij de grond) aan die zijde van de boom, waarheen de stam straks zal moeten vallen. Vervolgens beginnen de houthakkers de stam aan de tegenovergestelde zijde door te zagen. Naarmate de zaag dieper in het hout verdwijnt, plaatsen de mannen wiggen in de zaagsnede. Tenslotte begint de stam te kraken en over te hellen naar de zijde van de hakgleuf. ‘Bóóóóm! schalt het dan door de bossen - en enkele seconden later stort de kolos ter aarde, precies op de plaats, waar de houthakkers hem wilden hebben.
Zagers ontdoen de boom vervolgens van zijn kruin en verdelen de stam in stukken. Op alle mogelijke manieren, aangepast aan de plaatselijke omstandigheden, worden die stammen het bos uitgesleept en vervoerd naar houtzagerijen, pulpfabrieken, enz. Dat vervoer kan geschieden met paard en wagen, met tractors, met een primitieve kabelbaan, met lieren, met enorme vrachtwagens, langs glijbanen en met sleden.
Heel vaak worden de stammen zo snel mogelijk naar een rivier vervoerd en zonder meer in het water geworpen. Ze drijven dan stroomafwaarts en worden bij de houtzagerij opgevangen. Soms worden ze samengevoegd tot reusachtige houtvlotten, die voortgetrokken worden door een sleepboot en op die manier vele honderden kilometers kunnen afleggen.
Niet alle stammen komen in de houtzagerijen terecht om verwerkt te worden tot timmerhout. Veel hout verdwijnt ook in de papierfabrieken of wordt verwerkt tot telefoonpalen, stuthout voor de mijnen, enz.
In de houtzagerijen werken vaklieden, die precies weten hoe ze een stam moeten zagen om er zoveel mogelijk planken van een goede kwaliteit uit te halen. Het afval van de zagerijen is niet verloren want het wordt meestal verwerkt tot zachtboard, papierpulp, kunstvezels, etc.
Ook in Nederland wordt aan houtexploitatie gedaan, hoewel onze bossen het in omvang natuurlijk niet halen kunnen bij de uitgestrekte wouden van de noordelijke streken. In het zuiden en oosten van het land echter liggen nog verscheidene loof- en naaldbossen, waaruit elk jaar op deskundige wijze gekapt wordt. De totale Nederlandse houtproduktie bedraagt jaarlijks nog altijd zo’n 90 miljoen m3.
Nederlandse houtverwerkende industrieën werken bovendien in de tropische wouden van het rijksdeel Suriname. Suriname is voor bijna 2/3 bedekt met oerwoud en onder de vele houtsoorten van dat land zijn er verscheidene, die grote waarde hebben. Natuurlijk is de houtexploitatie in dit warme, vochtige jungle-gebied heel wat moeilijker dan in de betrekkelijk gemakkelijk begaanbare bossen van de noordelijke streken. Met behulp van zwaar materiaal is het vooral na de laatste wereldoorlog echter mogelijk gebleken om de rijkdommen van het tropische woud te exploiteren. Op het ogenblik vormt de houtexploitatie een van de belangrijkste pijlers van de Surinaamse economie.