Meer dan 1.000.000 diersoorten vormen tesamen het dierenrijk van de wereld of (zoals de wetenschap zegt) de ‘fauna’. Bij het woord ‘dier’ kunnen we ertoe verleid worden alleen maar te denken aan honden, katten, leeuwen en olifanten.
Er zijn echter duizenden, tienduizenden diersoorten, die in de verste verte niet op deze behaarde viervoeters lijken. Denk maar eens aan mieren, vlinders, kevers, mosselen, zeesterren, koraaldieren, sponzen en wormen! Wat dieren precies zijn? Het antwoord is even kort als eenvoudig: alles dat leeft en niet tot het plantenrijk behoort! Want in zekere zin behoort ook de mens tot het rijk der dieren. Tot de wereldfauna behoren dieren, die vele tonnen wegen en tientallen meters lang zijn; de walvis bijvoorbeeld. Maar aan de andere kant zijn er óók dieren, die we zonder hulpmiddelen niet eens kunnen zien. De protozoën bijvoorbeeld worden pas zichtbaar als we ze onder een sterke microscoop plaatsen.Het is niet moeilijk een huismus te onderscheiden van een struisvogel. Beide dieren hebben kenmerken, die het onmogelijk maken ze met elkaar te verwarren. Aan de hand van zulke kenmerken is het ook mogelijk een struisvogel te onderscheiden van een beer, een beer van een hond en een hond van een goudvis.
Die kenmerken zijn de biologen behulpzaam geweest bij het maken van een indeling in het dierenrijk. Daarbij hebben ze de verschillende diersoorten verdeeld in een twintigtal groepen; de zg. hoofdafdelingen. Die hoofdafdelingen zijn weer onderverdeeld in kleinere eenheden, de klassen; de klassen in ordes, de ordes in families en de families in soorten. Om een voorbeeld te noemen: de mens behoort tot de hoofdafdeling der gewervelde dieren; tot de klasse van de zoogdieren; tot de orde van de zg. ‘primaten’; tot de familie van de ‘hominidae’ en tot het soort ‘sapiens’ (d.i. de nú levende mens).
De wetenschappelijke namen in deze verdeling zijn niet bedoeld om het allemaal een beetje moeilijker te maken dan het al is. Ze zorgen ervoor, dat geleerden in de gehele wereld één woord kunnen gebruiken om een bepaalde diersoort aan te duiden en in hun gesprekken en geschriften niet tot een soort Babelse spraakverwarring vervallen. De Duitser noemt een kat ‘Katze’, een Engelsman spreekt van een ‘cat’, een Fransman van ‘chat’, een Italiaan van ‘gatto’ en een Zweed van ‘katt’. Die taalmoeilijkheden zijn ondervangen door het dier een wetenschappelijke naam te geven (Felis domestica), die door geleerden uit alle landen gebruikt wordt.
Op de tekening hiernaast is duidelijk te zien hoe het dierenrijk verdeeld en onderverdeeld is - en hoe alle dieren op aarde afstammen van de eencellige oerdiertjes uit een ver verleden.