Het woord ‘bastille’ is vooral bekend geworden uit de geschiedenis: de Franse Revolutie begon immers op 14 juli 1789 met de bestorming van de Bastille in Parijs: een versterkt kasteel in het hartje van de Franse hoofdstad, dat gebruikt werd als gevangenis en dat voor het woedende volk het symbool geworden was van de willekeur van de Franse koningen.
In zijn oorspronkelijke betekenis werd het woord echter gebruikt voor de verplaatsbare stormtorens, die de Romeinse legers gebruikten om de muren van een versterkte stad te beklimmen. In die (houten) torens konden de aanvallers ongedeerd de muur bereiken; via trappen binnenin konden ze bovendien op dezelfde hoogte komen als de verdedigers op de muur. Later (in de Middeleeuwen) duidde men met het woord ‘bastille’ de vaste torens van een kasteelmuur aan; nog later ging men het woord gebruiken voor het gehele versterkte fort. In die tijd ontstond ook de Parijse Bastille (de bouw ervan begon in 1370) waarin de bevolking zich in geval van nood terugtrok.
Na de Franse Revolutie werd de Bastille geheel verwoest. De laatste resten ervan zijn nog te zien in het station ‘Bastille’ van de Parijse ondergrondse.