Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Zeeroof

betekenis & definitie

daad van geweld aan een schip in volle zee gepleegd. Zeeroof is de gehele geschiedenis door voorgekomen. hoewel zij recent uitzondering is geworden.

Het verschil met de → kaapvaart was theoretisch. De zeeroof in de Middellandse Zee was in de Oudheid zeer verbreid. Het verhaal van Odysseus aan Eumaios (Homeros' Odyssee, xiv) geeft een schets van een zeerover uit die dagen, wiens zwerftochten de grote volkenmigraties inluidden (het Griekse woord peirates. Lat. pirata = rover, die zijn geluk op zee zoekt). Door het optreden van Pompeius (67 v.C.), die met onbeperkte volmacht van de Senaat, zijn vloten in de gehele Middellandse Zee stationeerde, wisten de Romeinen de zeeroof voor geruime tijd uit te roeien. Toen de Romeinen Brittannië niet meer bezet hielden en de classis Britannica niet langer als verdedigingsmiddel bestond (ca. 400 n.C.) stonden de kusten van Engeland open voor plundering door Angelen.

Saksen en Jutten. Tijdens de Middeleeuwen traden in de Middellandse Zee de Mohammedaanse zeerovers op. Gedurende een drietal eeuwen plunderden islamitische piraten Europese koopvaarders, moordden bemanning en passagiers uit of verkochten ze als slaven. De kaapvaart in Het Kanaal was een speciaal privilege van de Cinque Forts (confederatie van Engelse havens aan de zuidkust, die bepaalde voorrechten bezaten; 1835 opgeheven), die het Kanaal in de 13e eeuw even gevaarlijk maakten als eertijds de Middellandse Zee. In de Middeleeuwen ontbrak de scheiding tussen handel en roof. Ook de Hanze maakte er zich in de Scandinavische landen aan schuldig, maar moest op zijn beurt in Engeland, Novgorod en aan de Vlaamse kust voor overvallen beducht zijn.

In de 15e eeuw werden er vier kaperoorlogen van Hollanders en Zeeuwen tegen de Hanze gevoerd. In de 16e eeuw werd de Middellandse Zee onveilig gemaakt door zeerovers uit Afrikaanse havens. Ca. 1530 werd Algiers de hoofdzetel van de → Barbarijse zeerovers. Deze zeeroof bleef 300 jaar een plaag. Van deze Barbarijse zeerovers maakten ook Engelsen. Nederlanders (→ Simon de Danser), Italianen en bewoners van de Levant deel uit.

Pas de Franse verovering van Algiers (1830) maakte aan deze zeeroverij een eind. De zeelieden van de gekaapte schepen werden als slaven naar de binnenlanden gevoerd; zij werden veelal tegen een losgeld vrijgelaten. Vandaar dat in de Nederlanden zgn. bootsgezellenbeurzen werden opgericht, een soort verzekeringsfondsen met het doel door zeeroof gevangen zeelieden vrij te kopen. Eerste helft 16e eeuw waren de Schotten gevreesd in de Engelse en Ierse wateren; verder opereerden er zeerovers uit Normandië, Spanje en de Nederlanden. In de 16e eeuw had de zeeroof zich tot een belangrijk bedrijf ontwikkeld, evenals de kaapvaart, dat een bedrijf werd dat op de open zeeën werd uitgeoefend. In de 17e en 18e eeuw was kaapvaart van Europeanen tegen onderdanen van andere Europese mogendheden geoorloofd, zelfs wanneer er tussen de betrokken regeringen geen formele staat van oorlog bestond.

De zeeroof werd door de vele oorlogen en door de kaapvaart gelegaliseerd. In Engeland. Frankrijk en de Nederlanden was de uitrusting van kaperschepen een goede geldbelegging. Ook in het vroeg-kapitalisme was het onderscheid tussen handel en roof niet groot; men sprak van de ‘vrije nering'. In de Arabische, Indische en Chinese wateren was het niet anders. In tijden van nationale moeilijkheden werd de zeerover een zeer gewaarde steun.

In het westen van de Atlantische Oceaan opereerden 2e helft 17e eeuw de flibustiers of boekaniers, beslaande uit Engelsen, Fransen en Hollanders. Zij hadden vrij spel omdat Engeland het te druk had met zijn burgeroorlogen en door de naijver tussen Fransen en Spanjaarden. Toen echter na de Vrede van Rijswijk (1697) deze laatsten besloten er een eind aan te maken, was de bloeitijd van de boekaniers voorbij. In de 18e en 19e eeuw was zeeroof een belangrijk onderdeel van de Engels-Franse en Engels-Amerikaanse oorlogen. Door het verlenen van kaperbrieven werd de scheidslijn tussen kaapvaart en zeeroof zo vaag, dat daardoor aanvallen op schepen in vredestijd bevorderd werden. De declaratie van Parijs (1856). die de kaapvaart i.h.a. verbood, maakte daar een definitief einde aan. de Nederlanden.

Berucht waren in de late Middeleeuwen de → vitaliebroeders in Noord- en Oostzee. Het uitgeven van kaperbrieven (lettres de marqué) was het gewone strijdmiddel in de strijd tussen de handelsgebieden. Hiervan werd gebruik gemaakt in de Hollands-Friese oorlogen (ca. 1400) om aan de Friese handel de doodsteek te geven. Ook hier ging kapen met officieel verlof gemakkelijk over in zeeroof; Friezen en Kampenaars waren berucht. Begin 16e eeuw beroofde → Grote Pier Hollandse en Hanzeschepen. Eind 16e eeuw werd de Hollandse en Zeeuwse scheepvaart bedreigd door → Duinkerker en Engelse kapers.

Het Engelse motief was het beletten van graantoevoer aan de gemeenschappelijke vijand Spanje. Van 1620—46 waren de Hollandse vrachtprijzen door het optreden van deze kapers zeer hoog, tot de Fransen 1646 Duinkerke veroverden. Ter bestrijding van de Duinkerker kapers werd de Zeeuwse Kaperdirectie opgericht, die na de Franse verovering van Duinkerke haar activiteiten naar de Braziliaanse kust verplaatste ter beoefening van de kaapvaart en daardoor de Portugezen veel schade toebracht. Vanwege de achteruitgang van de Hollandse handel op Spanje door Spaanse maatregelen en het gevaar voor de Straatvaart door de Barbarijse zeerovers, terwijl er een tekort aan oorlogsschepen was, reikten de Staten in de eerste jaren van de 17e eeuw, evenals andere Europese mogendheden, op grote schaal commissiebrieven ter kaapvaart uit. Bovendien konden hierdoor de inkomsten van de → Admiraliteiten. die in de buit deelden, vergroot worden. Daar de kapiteins echter weinig onderscheid tussen neutrale en vijandelijke schepen maakten, moesten de commissiebrieven i.v.m. de vele klachten 1606 reeds ingetrokken worden.

Na de sluiting van het Twaalfjarig Bestand (1609) had de kaapvaart minder reden van bestaan, maar een deel van de bemanning van de kaperschepen bleef zich op zeeroof toeleggen, hoewel de ontaarding van kaapvaart in zeeroof vanaf de 17e eeuw steeds minder voorkwam. Toen de Nederlanden 1648 de Vrede van Munster met Spanje sloten, buiten Frankrijk om. werden de Franse kapers weer een grote plaag. De kaapvaart was voor de Republiek van groot belang. Gedurende de 17e eeuw verleenden de Staten-Generaal aan particuliere reders commissiebrieven voor de kaapvaart. De WIC verkreeg een groot deel van haar inkomsten uit de kaapvaart. Eind 17e eeuw—begin 18e eeuw valt het optreden van Franse kapers van St.Malo en Duinkerke.

Bekend is de Duinkerker zeerover → Jean Bart. Tijdens de Negenjarige Oorlog (1688—97) leed de Ned. handel grote schade door de Franse kapers uit Duinkerke, evenals tijdens de Spaanse Successieoorlog (1702-13), toen 1703-16 walvisvaarders door hen waren buitgemaakt. Tenslotte leed de Ned. handel schade door Engelse kapers tijdens de 1e Engelse Oorlog (1780-84) en in 1793 toen de Franse Republiek de oorlog aan de koning van Engeland en aan de stadhouder verklaarde. Na 1830 ondervond de Ned. handel veel nadeel van zeeroverij in vm. Ned.-Indic, vooral door Atjchcrs. Dit euvel kon pas goed worden bestreden met stoomschepen, waardoor er ca. 1870 een eind aan kwam.Litt. H.A.Poelman. Een middeleeuwse kaperoorlog 1438-1441 (in: Historische Avonden, 1916); R.E.J.Weber, De beveiliging van de zee tegen Europeesche en Barbarijsche zeerovers 1609-1621 (1936); J.C.M.Warnsinek. De zeeoorlog van Holland en Zeeland tegen de Wendische steden der Duitsche Hanze 1438-1441 (in: Van Vlootvoogden en zeeslagen. 2e dr. 1941); Ch. Johnson. A general hist. of the pirates (1926); L.C.Vrijman.

Kaapvaart en zeeroverij (1938); W.Debrock. De kaapvaart op de Belgische kust. Oorsprong en geschiedenis tot het 12-jarig bestand (in: Meded. Acad. van Marine van België, 1955); K.R.Andrews. Elizabethan privateering. English privateers during the Spanish War 1558 — 1603 (1964); M.Coornaert.

Vlaamse coureurs ter zee (in: Album Antoon Viane, 1970); M. Mol lat, Course et piraterie (1975); N.Williams. The Sea Dogs (1975); J.S.Bromley. The North See in Wartime, 1688—1713 (in: BMGN 1977); A.Zuidhoek. Zeerovers van de Gouden Eeuw (1977).