Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Willem Drees sr

betekenis & definitie

Ned. politicus, *5.7.1886 Amsterdam; vader van → Willem Drees jr. Sloot zich 1904 aan bij de → Sociaal Democratische Arbeiderspartij (SDAP) ; 1907—19 stenograaf bij de Staten-Generaal; 1911 voorzitter van de Haagse SDAP-federatie; 1913—41 lid van de Haagse gemeenteraad; 1919—41 lid van de Provinciale Staten van Zuid-Holland, 1919—31 wethouder van Sociale Zaken en 1931-33 van Financiën en Openbare Werken te 's-Gravenhage; 1933 lid van de Tweede Kamer.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij lid van de Contactcommissie der Illegaliteit, van het Groot Burger Comité, het Politieke Convent en van het 1944 ingestelde College van Vertrouwensmannen; was na de bevrijding een van de voormannen van de vernieuwingsbeweging waaruit de→ Partij van de Arbeid (PVDA) voortkwam; vormde 1945 met Schermerhorn het Kabinet van herstel en vernieuwing, waarin Drees de portefeuille van Sociale Zaken beheerde, evenals in het ministerie-Beel (1946-48). De bekendste van de in deze periode tot stand gekomen wetten is de → Noodwet-Ouderdomsvoorzicning. bekend als de Noodwet-Drees. Hij was 1948—58 premier; 1958 minister van Staat. In 1971 trad hij uit de PVDA. Werken: Zestig jaar levenservaring (1962), Neerslag van een werkzaam leven (1972; geschriften, redevoeringen, brieven enz.). Het Ned. parlement vroeger en nu(1975).

Litt.: E.Messer, W.Drees (1961); Drees 90 (1976); J.F.M.Duynsstee en J.Bosmans, Het kabinet Schermcrhom-Drees (1976).

< >