Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Willem Drees jr

betekenis & definitie

Ned. econoom en politicus, *24.12.1922 's-Gravenhage; zoon van → Willem Drees sr. Studeerde economie te Rotterdam; 1945-47 verbonden aan het Centraal Planbureau, 1947—50 aan het International Monetary Fund (IMF). 1950-53 aan het Ned.

Hoge Commissariaat te Djakarta; 1956-69 directeur Rijksbegroting en sedert 1969 thesaurier-generaal op het ministerie van Financiën; sinds 1963 (buitengewoon) hoogleraar te Rotterdam. Verliet 1970, voornamelijk vanwege de rol van → Nieuw Links, de → Partij van de Arbeid (PVDA) en trad toe tot de → Democratisch Socialisten 1970 (DS'70), voor welke partij hij 1971 optrad als lijsttrekker bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer. De naam Drees en zijn pleidooi voor een sober beleid bij de overheidsuitgaven, waren in hoge mate bepalend voor het succes van DS’70 bij de verkiezingen (acht zetels). Werd in het kabinet-Biesheuvel minister van Verkeer en Waterstaat; trad 17.7.1972 (samen met zijn partijgenoot, minister van Wetenschapsbeleid en Wetenschappelijk onderwijs. De Brauw) af naar aanleiding van meningsverschillen binnen de regering omtrent de begroting voor het jaar 1973. Bij de daaropvolgende Tweede-Kamerverkiezingen (29.11.1972) verloor DS’70 twee zetels.

Mrt. 1975 kwam het tot een breuk in de partij door de tegenstelling tussen Drees en M.L.de Brauw c.s., welke laatste Drees verweet het socialistisch karakter van DS’70 te blijven benadrukken in tegenstelling tot de lijn van het partijcongres, dat zich uitsprak voor een gematigd progressieve partij. Bij de verkiezingen van 1977 behaalde de partij 0,72 % van de stemmen (1 zetel), waarop Drees de Tweede Kamer verliet.

< >