richting in het Europese geestesleven die de overgang kenmerkt van de 18e naar de 19e eeuw en die als reactie op de ideeën van → Verlichting en → Classicisme de nadruk legde op gevoel en verbeelding. De teleurstelling van de bourgeoisie in de uitkomsten van de revolutie, de afkeer van politieke agitatie (trouwens onmogelijk door het systeem-Metternich), veroorzaakten een vlucht uit de werkelijkheid.
De hoogste idealen werden gemoedsrust, tevredenheid en matigheid; men kreeg belangstelling voor het verleden als verleden zonder verband met het heden (→ Biedermeiertijd). Belangstelling voor de Middeleeuwen leidde tot belangstelling voor de eigen volksaard, in tegenstelling tot de gelijkheid en broederschap van de revolutie. In de politiek leidde de romantiek tot conservatisme (Burke. Le Maistre en → Bilderdijk) en nationalisme. De romantiek wordt gekenmerkt door hoge waardering voor de rechten van de mens, een streven naar vrijheid, verdieping van het religieus gevoel. Zij is individualistisch en nationaal, neigt tot het sombere en tragische, tracht de werkelijkheid te ontvluchten in de verbeelding of in het verleden, is niet zelden reactionair.
De overheersing van het gevoel leidde dikwijls tot sentimentaliteit. Het rationalisme handhaafde zich echter, vooral in de natuurwetenschappen met zijn streng logisch denken en experiment en legde zo de grondslag voor wetenschappelijke en technische ontwikkeling, de idealisering in België van het middeleeuwse verleden van Vlaanderen en in Nederland van de Gouden Eeuw, is te beschouwen als een uiting van romantiek.Litt. E.Newton. The romantic rebellion (1962); N.Schlenoff, Romanticism and realism (1965); F.Antal. Classicism and romantism (1967): M.Jones, Revolution and romanticism (1974).