Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Noormannen

betekenis & definitie

(of: Vikingen, mogelijk verband met Oudgermaans wie = oorlog), de Scandinavische Germanen, die grote betekenis kregen in de vroegmiddeleeuwse geschiedenis door hun maritieme expansie (9e—11e eeuw). De oorzaken waren vnl. de zwakheid der Westeuropese rijken (t.g.v. de Arabische invallen en de desintegratie van het Frankische Rijk), de schraalheid van de Scandinavische bodem, het eerstgeboorterecht en de onderwerping aan het gezag van één koning. waartegen de kleinere vorsten zich verzetten.

In hun tochten zijn drie perioden te onderscheiden: Vreedzame handelstochten in de 8e eeuw. die leidden tot plundertochten (ca. 800—ca. 1000), die weer aanleiding werden tot het stichten van staten. Reeds begin 9e eeuw vertoonden de Noormannen differentiatie naar (de 3 latere volken) Denen, Noren en Zweden. Hun plundertochten richtten zich eerst op Engeland. daarna op het Frankische Rijk. Plundering o.a. van Witla. Antwerpen, Utrecht. Dorestad, Gent, de gouw Mempiscus (850 verwoest), de gouw Terwaan (850 en 860 verwoest).

Doornik (880 verwoest). Atrecht (884 verbrand). Een doelmatiger verdedigingsstelsel in West Francië in de 2e helft van de 9e eeuw deed hun aanvallen afnemen. Bovendien leden zij 881 een nederlaag tegen Lodewijk III van West-Francië te Saucourt-en-Vimeu, terwijl → Arnulf van Karinthië hen 891 bij Leuven versloeg, welke overwinning het definitieve einde van hun tochten inluidde. Zij trokken zich terug naar Engeland en sindsdien worden nog slechts incidentele plundertochten in de Nederlanden vermeld. Laatste invallen in de Nederlanden: 1006 plundering van Tiel; 1007 verschenen zij voor Utrecht, waar de kooplieden uit angst hun huizen in brand staken.

De invallen na 879 hebben voor driekwart eeuw de stedenontwikkeling vertraagd. In het kader van de politiek van het rijksgezag om met de hulp van de Vikingen zelf zich te verdedigen tegen de plundertochten gaf Lotharius I 841 aan → Rorik en Harald Walcheren en het gebied van Dorestad in leen: → Godfried de Noorman werd door keizer Karel in de Dikke met Friesland beleend. In het Frankische Rijk vestigden de Noormannen zich blijvend in het naar hen genoemde Normandië (911), van waaruit zij enerzijds Engeland opnieuw veroverden (Willem de Veroveraar, slag bij Hastings 1066) en anderzijds een Noormannenstaat op Sicilië stichtten (11e eeuw). Zij vestigden zich op de eilanden ten Noorden van Engeland, op IJsland en Groenland en ondernamen van daaruit tochten naar Noord-Amerika; van Zweden uit drongen zij in Rusland door. De gevestigde Noormannen werden gekerstend en gingen in de overige bevolking op; in Engeland, Frankrijk en Zuidïtalië versterkten zij de Germaanse trekken in de Romaans-Germaanse beschaving der Middeleeuwen.Litt. W. Vogel, Die Normannen und das Frankische Reich (1906); J. de Vries. De Wikingen in de lage landen bij de zee (1923); B.Rohwer, Der friesische Handel im frühen Mittelalter (1937): J.BrOndsted, The Vikings (1960): Magnus Magnusson. Viking expansion westwards (1973; Ned. vert. 1975); A.E.Christanson, De scheepvaart van de Vikingen (1977); J.Graham-Campbelle. The Wiking World (1979): B.Almgrcn c.a.. De Vikingen (1979).