Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Germanen

betekenis & definitie

Indo-europese groep van volken, waartoe op grond van hun taalverwantschap gerekend worden: Scandinaviërs. Duitsers, Nederlanders en Engelsen.

Hun kerngebied lag in de 7e eeuw v.C. aan de benedenloop van de Elbe, vanwaar zij zich verspreidden naar Scandinavië. de Noordzeekust, het Harzgebied en later naar Midden-Duitsland (Hessen) en Bohemen. Grote bloei beleefden zij tijdens de Bronstijd. In de oudere Bronstijd overschreden zij de Elbe, in de jongere Bronstijd de Wezer, ca. 650 v.C. bereikten zij de Neder-Rijn en kwamen zo in België en Nederland. De stammen tussen Rijn en Wezer, waartoe ook de Belgae (→ Belgen) behoorden, hadden echter (evenals de Kelten) een van de eigenlijke Germanen afwijkende sociale structuur (adellijke grootgrondbezitters wonend in burchten met horige boeren) en taal. De Germanen daarentegen waren sociaal weinig gedifferentieerd; pas tussen 300 en 400 n.C. ontwikkelde zich in de tijd der volksverhuizingen uit de legeraanvoerders een aantal vorstengeslachten, die een sociale wijding ontvingen; zij steunden op een straf georganiseerde ruiterij en lieten zich met veel praal begraven. Men onderscheidt:a) Noord-Germanen in Scandinavië;
b) WestGermanen, voor het merendeel aan de linkeroever van de Elbe gevestigd, waartoe behoren de uit kleinere stammen samengevoegde Alemannen, Franken. Saksen. Thuringers en Beieren:
c) Oost-Germanen: Goten. Bourgondiërs, Vandalen en vermoedelijk de Langobarden.

Verschillende stammen die zich vestigden in landstreken van het Romeinse Rijk, verloren na een kortere of langere machtsperiode hun zelfstandigheid en werden geromaniseerd (Vandalen, Goten. Bourgondiërs).

Litt. E.Sprockhoff. Zur Entstehung der Germanen (in: Hirt-Festschrift i, 1935): L.Schmidt, Gesch. der deutschen Stamme bis zum Ausgang der Völkerwanderung (1941); E.Schwarz. Germ. Stammeskunde (1956); J.Haller en H.Dannenbauer. Der Eintritt der Germanen in die Gesch. (1957); E.Oxenstierna, Die Nordgermanen (1957); R.Hachmann, G.Kossack en H.Kuhn. Völker zwischen Germanen und Kelten (1962); K.F.Stroheker, Germanentum und Spatantike (1965); A.Russchen, Hyperborea (1974).