Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Kortrijk

betekenis & definitie

Belg. stad in de prov. West-Vlaanderen, aan de Leie.

Was reeds een Romeins centrum aan een zijbaan van de grote heerbaan Boulogne-Keulen; in de zevende eeuw waarschijnlijk een marktplaats; de Noormannen vestigden er een kamp (ca. 880); werd einde 10e eeuw versterkt; verkreeg als hoofdplaats van een kasselrij 1189 stadsrechten; was ook een voornaam centrum der lakennijverheid in de 13e—14e eeuw; speelde een rol in de sociale beroeringen van het graafschap Vlaanderen; 11.7.1302 greep de → Guldensporenslag plaats nabij de stad; 1540 ontnam keizer Karel V de stad al haar privileges. wegens de hulp die zij aan het opstandige Gent geboden had. Na het verval der lakennijverheid werd Kortrijk in de 15c eeuw een centrum der vlasnijverheid. Zijn strategische ligging in het zuiden van België bezorgde de stad regelmatig belegeringen, verwoestingen en bezettingen: 1380 verwoest door de Gentenaars o.l.v. → Filips van Artevelde en 1382 door de Fransen na de slag bij Westrozebeke; 28.2.1580 op de calvinisten veroverd door Montigny; 1667, 1690-97. 1744—48 en 1792 bezet door de Fransen, en tijdens de 'Leie-slag' 24-28.5.1914. Werd tijdens de Tweede Wereldoorlog zwaar getroffen door de geallieerde bombardementen.Litt. F.de Potter, Gesch. van de stad Kortrijk (3 dln., 1873- 76); F.Sabbe, De Belgische vlasnijverheid (1943); Tijdschr.: De Leiegouw (1959 vlg.).

< >