(Kinnin. Chinheim, Kinhern) in de Middeleeuwen oorspronkelijk een zelfstandig graafschap langs de Ned. kust, reikende van de mond van de Rijn (Katwijk) tot het Zijperzeegat (Petten).
In de 9e eeuw waren er de Noormannen → Rorik en → Godfried gevestigd; → Gerulf II ontving Kennemerland 889 van Arnulf van Karinthië; → Dirk I schijnt hem daar opgevolgd te zijn, waarmee Kennemerland opging in het graafschap Holland. Tijdens de Noordned. Republiek een Hoog Baljuwschap.Litt. M.B.van Nidek, Het zegenpralent Kennemerland (1730; heruitg. 1974); H.J.J.Scholtens, Uit het verleden van Midden-Kennemerland (1947): J.K.de Cock, Bijdrage tot de hist. geogr. van Kennemerland in de middeleeuwen (1965).