Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Doopsgezinden

betekenis & definitie

radicale stroming in de grote hervormingsbeweging van de 16e eeuw; kenmerken in het algemeen: volwassenendoop, het weigeren van eedsaflegging, het hanteren van alleen geestelijke wapens, verwachting van de spoedige komst van Christus. Ontstaan ca. 1525 te Zürich, kwam ca. 1530 via Emden. waar Melchior Hoffman de beginselen predikte, naar Nederland.

Hier ontstond een radicalere groep. → Wederdopers. Na de wrede onderdrukking van deze groep, waarbij ook vele vreedzame doopsgezinden slachtoffer werden, werden de resten van de beweging 1536 door → Menno Simons georganiseerd tot de vreedzame Doopsgezinde Broederschap, die de nadruk legt op eenvoud, arbeidzaamheid en naastenliefde. Naar hem heten ze ook wel Menisten of Mennonieten. Vele doopsgezinden weken uit naar het Poolse West-Pruisen, maar een deel trok naar Rusland, toen Pruisen dit gebied bezette en hun de militaire dienstplicht oplegde. Na 1945 trok de rest van hun nakomelingen naar Amerika. In Friesland en Noord-Holland is hun aantal belangrijk.Litt. W.Kühler, Gesch. der doopsgez. in Ned. (tot ca. 1650; 2 dln. 1932—40); C.Smith, The story of the mennonites (1941); N.van der Zijp, Gesch. van de doopsgez. in Ned. (1952); The Mennonite Encyclopedia (4 dln. 1955—59); A.Verheyden, Gesch. der doopsgez. in de Zuid. Ned. in de 16e eeuw (1959); R.de Zeeuw, Ned. en de doopsgez. (1967); H.W.Meihuizen, De Doopsgez. Broederschap (z.j.).

< >