Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Armenzorg

betekenis & definitie

materiele hulpverlening aan personen die zich zelf geen (voldoende) middelen tot levensonderhoud kunnen verschaffen. In de middeleeuwen lag de armenzorg in handen van kloosterlingen en rijken.

De liefdadigheid ten opzichte van bedelaars en landlopers, waarvan het aantal zeer groot was. stelde de Christenen in staat tot het doen van goede werken: het geven van aalmoezen. het stichten van gasthuizen, waar ‘varende lieden' onderdak voor de nacht vonden, het ‘aalmoezenschip' bij grote maaltijden, waarin van elke schotel een stuk terzijde werd gelegd voor de armen, en uitdeling van geld. turf. brood en kleren. Daarnaast speelde de gildc-organisatic een rol. In de 16e eeuw trad echter door de veranderde economische omstandigheden (o.a. prijsstijging als gevolg van de zilverinvoer na de ontdekkingsreizen, concurrentie van dc Engelse wolnijverheid, misoogsten) zo'n vergroting van de ellende op. dat men tot bestrijding kwam met geseling, verbanning, galeien en doodstraf; bovendien vormde de/.c ellende de voedingsbodem van ketterij. Verschillende steden kwamen tot het verbieden van bedelarij en het stichten van een ‘Ghemene Beurze', d.w.z. een armenkas, die de armen van de stad moest steunen. De armoede was echter zo groot, dat bestrijding op deze manier onmogelijk bleek en reeds na ca. 1550 moest het bedelen weer worden toegestaan. Na de Hervorming ging dc openbare armenzorg over aan de stadsbesturen en particulieren.

Met de groei van het kapitalisme ging men de armen als onproduktief uitschot beschouwen en misdaad en armoede werden onder één noemer gebracht. De armenzorg werd filantropie, bedreven aan de ‘bedeelden', terwijl het bedrijven ervan bovendien aanzien en voldoening aan de gever bracht. Zo verrezen de vele hofjes, genoemd naar de stichter. Ook dc openbare ziekenzorg was armenzorg. Verder was er maar één geneesmiddel, nl. arbeid, en dc tewerkstelling van kinderen van bedeelden in dc bedrijven van de regenten leverde deze laatstcn bovendien nog voordeel op. Daarnaast werden er klopjachten op bedelaars gehouden door armenjagers met honden, waarna tuchthuis, geseling enz. volgden.

Deze jachten vonden tot in de 19e eeuw plaats. In de 17e eeuw bouwde men te Rotterdam een paar galeien: de galeislaven werden door deze klopjachten geleverd. Met dc achteruitgang van de welvaart in de 18e eeuw namen deze maatregelen nog toe. (In West-Europa begon toen het zgn. Betteljahrhundert). De armenzorg begon toen bovendien het karakter van verdediging van de bourgeoisie tegen de bezitlozen te krijgen. In dc 19c eeuw namen. o.a. ais gevolg van dc Napoleontische oorlogen, armoede en werkloosheid op onvoorstelbare wijze toe.

In 1816 was JT van de bevolking noodlijdend en bovendien werden daarnaast een 22000 personen in verschillende liefdadige stichtingen verpleegd. Armenzorg bleef ook toen ‘de zorg ervoor te zorgen, dat de armen niet voor zich zelf gaan zorgen', d.w.z. elke poging van de armen om hun toestand te verbeteren was revolutie. Het bestaan van armen en rijken was een onaantastbaar gegeven: men zocht niet naar de oorzaken. De armenzorg was gebaseerd op twee illusies van de Verlichting: ‘Arbeid opent de weg naar geluk' en ‘Opvoeding leidt tot deugd en gehoorzaamheid'. De bedeelde moest gehoorzaam en vooral dankbaar zijn. Zo verrezen overal de armenscholen, waar de kinderen van de armen tot deze deugden werden opgeleid.

De volwassenen waren toch niet meer te hervormen, zoals het mislukken van de Koloniën van Weldadigheid van → Van der Bosch bewees. In de weefscholen in Twente stonden weverskinderen van hun zesde jaar af 14 uur per dag tussen de getouwen. Zo groeide er een fabrieksproletariaat. dat uiteindelijk door zijn onmisbaarheid klassebewust zou worden, waardoor dc toestanden geheel zouden veranderen. Dc armenzorg werd bij de GW van 1848 onderwerp van regeringszorg. De door Thorbecke in 1851 voorgestelde armenwet, die toezicht op alle instellingen van weldadigheid inhield, stuitte op heftig verzet van Hervormde en Rooms-katholieke kerkbesturen en van particuliere instellingen. De in 1854 aangenomen wet bepaalde, dat burgerlijke armenzorg aanvulling van de kerkelijke en particuliere zou zijn.

In 1870 werd deze wet door het Ministerie Van Bosse-Fock verbeterd: domicilie van ondersteuning zou voortaan de verblijfplaats zijn. Deze wet werd herzien door de armenwet van 1912. die echter nog steeds van het principe uitging. dat armenzorg was het verlenen van materiële ondersteuning op charitatieve basis. De verantwoordelijkheid voor de verzorging van behoeftigen berustte primair bij kerkelijke of particuliere organen, subsidiair bij gemeente of rijk. indien de armlastige geen vaste woonplaats had. In onze tijd. nu de maatschappelijke zorg naast zuiver materiële ook vele vormen van immateriële hulpverlening omvat, het zgn. maatschappelijk werk. bleek de Armenwet-1912 niet meer te voldoen, ook al omdat zij in elke gemeente en ten aanzien van elke behoeftige op individuele wijze toegepast werd. In 1963 werd deze verouderde Armenwet vervangen door de Algemene Bijstandswet, waarbij o.a. bepaald werd: de overheid heeft een rechtsplicht tot financiële bijstand: het verhaal wordt beperkt en is o.a. niet meer mogelijk tussen ouders en meerderjarige kinderen: de voorafgaande verwijzing naar kerkelijke en particuliere instellingen van armenzorg vervalt: er komen groepsregelingen voor o.a. oorlogsslachtoffers, gehandicapten e.d.. terwijl in elke gemeente een adviescommissie (facultatief) komt. die B. en W. moet bijstaan in de uitvoering. Een amendement van de KVP om de leden van deze commissies voor tenminste ½ te doen bestaan uit vertegenwoordigers van kerkelijke en particuliere charitatieve organisaties werd verworpen. Met deze wet is de oude armenzorg met haar charitatief en filantropisch karakter verdwenen.Voor België → Openbare Onderstand.

Litt.: J.Everts. Dc verhouding van kerk en staal, in het bijzonder ten aanzien van de armenverzorging (1908); H.Bolkestein. Wohltätigkeit und Armenpflege im vorchristlichen Altertum (1939): J.H.Adrina, Voorlezingen over armenzorg en maatschappelijk werk (5e dr. 1949): J.C.van Dam e.a.. Honderd jaar armenwet 1854-1954 (1955): Th.A.Wouters. Van bedeling naar verheffing (1968): Th. A.

Wouters. Van verheffing naar begeleiding (1968).

< >