eigenlijk V. s. van Noord-Amcrika of Noordamerikaarische Unie, de machtige republikeinsche Statenbond,die het gansche middeldeel van Noord-Amerika bevat, tusschen de Britsche bezittingen ten N. en Mexico ten Z. Ze maken te zamen een grondgebied uit van ruim 132,630 vierk. mijlen, in het laatst van 1860 bevolkt met circa 32 millioen menschen (waaronder slechts 270,000 Indianen; onder de 44 millioen negers en kleurlingen, in het zooeven genoemde zielental begrepen, waren 4 millioen slaven, slechts 'f millioen vrijen).
Onder de blanke bevolking zijn de noordamerikaansche afstammelingen van het angelsaksische ras (de Yankees) verreweg het talrijkst. Door den aanhoudenden toevloed van landverhuizers uit Europa, zijn schier alle europ. natiën in de V.-S. talrijk vertegenwoordigd: Duitschers vindt men er ten getale van omstr. 5 millioen; Hollanders insgelijks in groote menigte, terwijl vooral in den staat New-York het Hollandsche element sterk op den voorgrond treedt, aangezien vele Amerikanen afstaminen van de Hollanders, die daar in de 17e eeuw het heersebende volk zijn geweest. De V.-S. bestaan thans uit 35 staten, 9 territoriën, en het bondsdistrict. Naar hunne geograpbische ligging kan men die rangschikken in de volgende groepen:1) de onder den algemeenen naam van Nieuw-Engeland bekende staten: Maine, New-Harnpsbire, Vermont, Massachusetts, Rhode-Island, Connecticut;
2) de Middel-staten: New-York, New-Jersey, Pennsylvanië;
3) de Noordwestelijke staten: Ohio, Michigan, indiana, Illinois, Wisconsin, Jowa, Minnesota, Kansas;
4) de Stille-Zuidzee-staten: Californië,Oregon.
In al de genoemde staten was reeds vóór 1861 de slavernij afgeschaft, waarom die staten vrije stalen genoemd plachten te worden. De óverige waren tot 1865 slavenhmdende staten, en laten zich indeelen in twee groepen:
1) de Grensstaten: Delaware, Maryland, Oost-Virginia, West-Virginia of Kanawha (sedert 31 Dec. 1862), Noord-Carolina, Kentucky, Tennessee, Missouri, Arkansas;
2) de Zuidelijke Kuststaten: Zuid-Carolina, Georgië, Florida, Alabama, Mississippi, Louisiana, Texas.
De namen der Territoriën zijn: Arizona, Colorado, Dacotah, Idaho, Nebrasca, Nevada, Nieuw-Mexico,Utah, Washington. Het bondsdistrict Columbia, met de bondshoofdstad Washington, staat rechtstreeks onder het bondsgouvernement.
De geschiedenis der V.-S. als onafhankelijke republiek begint eigenlijk eerst rnet het jaar 1776. Al wat vóórdat tijdstip ligt is de geschiedenis der verschillende landschappen elk in het bijzonder; wij zullen daarvan slechts het voornaamste hier in herinnering brengen. De venetiaansche zeevaarders Jan en Sebastiaan Cabot waren de eersten, die in 1497 de kusten der V,-S. opnamen; Ponce de Leon ontdekte Florida in 1512; Verazzani bezocht in 1524 de geheele noordkust tot den 34en breedtegraad. Van 1562 tot 1565 deden de Franschen vruchteloos pogingen om Florida te coloniseeren; in 1581 kwamen de Engelschen zich in Virginia vestigen; B. Gosnold (1602), Hudson (1607). John Smith (1614) deden belangrijke ontdekkingen in bet noorden. De Hollanders coloniseerden in 1614 Nieuw-York, en noemden dat Nieuw-Nederland. In 1620 ontving MassachusetP- nederzettingen van Puriteinen; 1621 werd New-Hampshire gecoloniseerd en droeg aanvankelijk den naam van Laconiê; in 1627 ontving Delaware eene zweedsche volkplanting; Maryland (1633), Connecticut (1635),Rhodelsland (1638) hadden hunne eerste bewoners te danken aan de godsdienst-vervolgingen. Karel II, sedert 1660 koning van Engeland, beschikte reeds in 1662 eigenmachtig over virginisch en spaansch grondgebied in de V.-S., doordien hij de geheele kuststreek tusschen den 36en en 31en graad ten geschenke gaf aan lord Clarendon, die daar de kolonie Carolina stichtte. Het despotismus van Karel II ontzag zelfs het eigendomsrecht van particulieren niet, schond alle privilegiën der koloniën, en trok die nagenoeg allen in. In den oorlog van 1664 maakte hij zich meester van geheel Nieuw-Nederland (zie 19 regels hooger), en schonk dat aan zijnen broeder, den hertog van York (later Jacobus II); deze verkocht daarvan de zich tusschen den Hudson en de Delaware uitstrekkende kuststreek aan de lords Berkeley en Carteret, die daar de kolonie Nieuw-Jersey stichtten, terwijl hij het overige zelf behield en dat herschiep tot de (naar hem genoemde) kolonie Nieuw-York. Terzelfder tijd werd aan den kwaker William Penn, die eene aanzienlijke schuldvordering ten laste van de engelsche schatkist had, daarvoor in souverein bezit afgestaan eene landstreek bewesten de Delaware (16811, en daar stichtte hij de naar hem genoemde kolonie Pennsylvanië, die zich reeds spoedig verhief tot een middelpunt van amerikaansche beschaving. Toen de engelsche omwenteling van 1688 aan het vrijheid-doodende regeerstelsel van den kortzichtigen dwingeland Jacobus II een einde had gemaakt, werd de troonsbeklimming van Willem III van Oranje ook met blijdschap begroet in de engelsche koloniën, die nu hare reeds door Karel II afgeschafte constitutiên herstelden en weder in het genot van hare vroegere privilegiën traden. Intusschen bracht die nieuwe staat van zaken ook voor de engelsche koloniën een tijdperk van oorlog aan. Aan de zuidzijde blootgesteld aan de vijandelijkheden der Spanjaarden, en aan de noordzijde uit Canada in gevaar gebracht door de Franschen, werden de engelsche koloniën in Amerika op hare grenzen ten deele het tooneel van de oorlogen, die in Europa gevoerd werden. Ruim tachtig jaren lang werd er dapper gestreden tegen Spanjaarden en Franschen; en het was in groote male te danken aan de hulp dier koloniën, dat Engeland bij den vrede van Parijs (1763) in het bezit kwam van Canada, Acadia en Kaap-Breton, en aan de zuidzijde zijne koloniale grenzen uitgebreid zag tot aan den Mississippi. Het hof en het parlement van GrootBritanniê, wel verre van in die kracht der koloniën eene reden tot tevredenheid te zien, zagen daarin slechts een gevaar: de koloniën moesten niet te veel het besef krijgen van hare eigene kracht;*zij moesten steeds blijven voelen, dat ze geheel afhankelijk van en geheel ondergeschikt aan het moederland waren. Vandaar de uitschrijving van drukkende belastingen, waartegen de koloniën met kracht opkwamen, en door het diplomatiek beleid van Benjamin Franklin werden herhaaldelijk die grieven weggenomen. Doch nieuwe misgrepen van het britsche gouvernement verbitterden telkens de gemoederen in Amerika, en in December 1773 kwam het gistende misnoegen tot eene uitbarsting te Boston (zie n°. 2 van BOSTON); het britsche gouvernement besloot zijne toevlucht te nemen tot wapengeweld tegen Massuchusetts, om dien geest van opstand te dempen en de misnoegden tot onderwerping te dwingen ; doch tegenover dezen maatregel werd door de koloniën een congres bijeengeroepen te Philadelphia (1 Sept. 1774), waarop besloten werd ééne lijn te trekken. Doch alle pogingen om wegneming van grieven te verkrijgen, leden schipbreuk op de stijfhoofdigheid van George III, en 19 April 1775 werden in de nabijheid van Lexington de vijandelijkheden begonnen door eenen aanval der koninklijke troepen op de militie van Massachusetts; de overwinning bleef aan de zijde der Amerikanen, die ook in den slag bij Bunkers Hill (17 Juni 1775) aan de Engelschen de nederlaag gaven. George Washington, door het congres lot opperbevelhebber der bondstroepen benoemd, tastte in Maart 1776 Boston aan met eene armee van 20,000 man, en noodzaakte de Engelschen die stad over te geven, en scheep te gaan naar Europa. Maar nu rustte Engeland eene groote vloot uit, met eene landings-armee van 55,000 man (bestaande voor de helft uit huurtroepen, die door de kleine hoven van üuitschland, inz. door Hessen, geleverd werden voor geld); daartegenover vaardigde het congres 4 Juli 1776 een manifest uit, waarbij de engelsche koloniën (zie verder hieronder) onafhankelijk verklaard werden. De britsche generaal Howe opende den veldtocht van 1776 uit Canada en'in Zuid-Carolina, en koos New-York tot middelpunt, van waar hij de operatiën bestuurde; George Washington bepaalde zich voorloopig tot eene afwachtende houding, trok echter 25 Dec. de Delaware over, en bevocht de overwinning op de Engelschen bij Trenlon en bij Princeton; hij leed echter in Sept. 1777 de nederlaag aan den Brandywine en bij Germantown, en moest Philadelphia opgeven. Aan de grenzen van Canada daarentegen behielden de Amerikanen volkomen de overhand op de britsche troepen (3 Oct.): dit, en de nederlaag, die den engelschen generaal Burgoyne in de nabijheid van Saratoga werd toegebracht, en de bemachtiging van die stad door het bondsleger, brachten wel is waar voorshands het voordeel bepaald aan de zijde der Amerikanen; doch meer dan waarschijnlijk is het, dat de V.-S. zonder vreemde hulp reeds spoedig het onderspit hadden moeten delven. Aanzienlijke vreemdelingen waren inmiddels naar Amerika overgestoken, om er deel te nemen aan den strijd (Lafayelte, Kosciuszko, Kalb, enz.) en (5 Febr. 1778 sloten de V.-S. een verbond met Frankrijk, welke mogendheid nu aan Engeland den oorlog verklaarde. De voordeelen, door de Franschen behaald, lokten ook Spanje tot een bondgenootschap met de V.-S. tegen Engeland uit (1779), en 1 Januari 1780 sloten Zweden, Denemarken, Rusland en Holland een tractnat, om in den strijd onzijdig te blijven. De uitslag van den strijd, zoodra George Washington over genoegzame krachten te beschikken had om aanvallenderwijs teageeren, bleef niet lang twijfelachlig; de algemeene dnnk in Engeland zelf was bovendien tegen het voortzetten van den oorlog; en 3 Sept. 1783 werd te Versailles de vrede geteekend, waarbij door Groot-Britanniê de onafhankelijkheid erkend werd van de 13 voormalige koloniën, namelijk: Massachusetts, NewYork, Rhode-lsland, New-Hampshire, Pennsylsaniè, Maryland, Virginiè, Noord- en Zuid-Carolina (sedert 1715 in tweeën gesplitst), Connecticut, Georgië, New-Jersey, Delaware (dat zich 1701 van Penrisylvanië afgescheiden had). Die 13 staten vormden aanvankelijk het gansche grondgebied der noordamerikaansche Unie. Langzamerhand echter groeide die republiek aan door de toetreding of opname van nieuwe staten en territorien, als volgt: Vermont (afgescheiden van New-York) 1791; Tennessee (afgescheiden van Noord-Carolina) 1796; Kentucky (afgescheiden van Virginia) 1796; Ohio (nieuw'gevormd) 1802; Louisiana (van Frankrijk gekocht in 1803, als staat erkend) 1812; Indiana (nieuw gevormd) 1816; Mississippi (van Georgië afgescheiden) 1817; Illinois (nieuw gevormd) 1818; Alabama (van Georgië afgescheiden) 1819; Mame (van Massachusetts afgescheiden) 1820; Missouri (van Louisiana afgescheiden) 1821 ; Michigan en Arkansas 1836; Fiorida en Jowa 1845; Texas en Wisconsin 1846; Nieuw-Mexico en Californië 1848. Inmiddels was bij een tractaat (1824) met Rusland de grenslijn der V.-S. vastgesteld op den 54sten graad N.-breedte. Door de rustelooze landverhuizing uit Europa al dien tijd met nieuwen toevoer van bevolking vermeerderd, hadden de V.-S. zich dus in eene halve eeuw tijds tot een ontzagwekkenden statenbond nitgebreid, die al het land tnsschen de twee zeeën bevat; en door stoute plannen, en een koortsaehtigen ondernemingsgeest, was de republiek der V.-S. een land van de grootst denkbare bedrijvigheid geworden, en het werd in Europa beschouwd als het eenige land ter wereld, waar ieder, die werken wil, nog vooruit kan komen: het stond dan ook op eenen hoogen trap van bloei en welvaart, in weerwil dat er onafgebroken een tweespalt heerschte, die vroeg of laat tot eene geweldige uitbarsting moest komen. Twee machtige partijen (de democratische en de zoogenaamde whigpartij) betwistten elkander aanhoudend het hoogste gezag. Iedere staat der Unie heeft zijn eigen gouvernement, dat geheel vrij is in zijne handelingen omtrent alle belangen van plaatselijken aard; doch de belangen der Unie (d. i. de gemeenschappelijke belangen van den ganschen statenbond) worden bestuurd door een gouvernementgeneraal, dat zijnen zetel te Washington heeft, en samengesteld is uit een president (die voor 4 jaren gekozen wordt), een vice-president, en een congres (bestaande uit een senaat en eene kamer van volksvertegenwoordigers). Nu eeris dreef de democratische, dan weder de whigpartij boven. Zoo werd in 1817 de democraat Monroe president, aan wien men de stelling te danken heeft, dat geen europeesche mogendheid het recht heeft om in Amerika nieuwe koloniën te stichten of de oude uit te breiden —• eene stelling, waaraan de hooge regeering der V.-S. sedert onveranderlijk is blijven vasthouden, en die, naar men wil, niet zonder invloed is gebleven op den ondergang van liet kortstondige keizerrijk Mexico (zie dat art.), waarvan de V.-S. slechts met weerzin de stichting hadden gezien. Tot opvolger ■ van Monroe werd 1825 de whig Quincy Adams gekozen, die, door eene verhooging van de invoerrechten voor te bereiden, een nieuwen gevaarlijken twistappel in de Unie wierp. De noordelijke staten der Unie, wier industrie door zoodanige verhooging gebaat konde worden, keurden den maatregel alleszins wenschelijk; de zuidelijke staten, die geen produkten van kunstvlijt, maar schier uitsluitend ruwe grondstoffen voortbrengen, zagen in dien maatregel niets anders, dan verdrukking en den doodsteek voor hunne door slaven-arbeid winstgevend gemaakte plantages. Niettemin werd in Sept. 1828 (onder president Jackson) het verhoogde tarief aangenomen en tot wet verheven ; hij wist echter in 1833 eene wet tot stand te brengen, dat de invoerrechten geleidelijk eene vermindering ondergaan zonden, waardoor het misnoegen in de zuidelijke staten, vooreerst althans, eenigszins gesust werd. Middelerwijl was de Indianen-wet van 1830 (die bepaalde dat al de wilde volksstammen in de Unie, uit de woonsteden, die ze inhadden, verplaatst zouden worden naar het land bewesten den Mississippi) nanwlijks tot een begin van uitvoering gekomen, of gevaarlijke oorlogen met de Indianen waren daarvan het dadelijke uitvloeisel (1832), hetgeen niet belette, dat de verplaatsing volkomen ten uitvoer gelegd werd. Meer en meer trad telkens de slavenkwestie op den voorgrond, en de tweespalt tusschen de twee partijën (voorstanders van het slavernij-stelsel en voorstanders van de afschaffing van de slavernij) groeide bestendig aan, en kwam onder het presidentschap van Buchanan (sedert 1857) tot voikomene rijpheid, om dadelijk nadat Lincoln tot president was gekozen uit te barsten in eenen rampzaligen burger-oorlog. Vijftien staten, die voorstanders waren van de instandhouding der slavernij, nl. Virginié.N.-Carolina,Tennessee, Arkansas, Zuid-Carolina, Georgia, Fiorida, Alabama, Mississippi, Lonisiana, Texas, aangeduid onder de algemeene benaming van •Zuidelijke staten" scheurden zich van de Unie los, vormden een afzonderlijke confederatie met Ricbmond tot zetel hunner bondsregeering, en kozen Jefferson Davis tot president. De burgeroorlog begon gelijktijdig te land en ter zee (12 en 15 April 1861) met de bemachtiging van fort Sumter, bij Charleston door de Geconfedereerden (gelijk de Zuidelijken genoemd werden), en werd van weerszijden met de grootste hardnekkigheid en krachtsinspanning voortgezet, met afwisselend krijgsgeluk, ofschoon de kans der overwinning van lieverlede begon over te hellen naar de zijde der Unionisten (gelijk de noordelijke staten genoemd werden, omdat zij de afscheiding der zuidelijken niet erkenden, en voor het behoud der Unie streden). Onder de groote menigte veldslagen, die de twee partijën elkander leverden op verschillende punten van het zeer uitgebreide oorlogstooneel, zijn inzonderheid te noemen de slag van Bull’s-Run (in Virginiè) 21 Juli, die van Wilson's Creek (in Missouri) 10 Aug., die van Halls Blutt 21 Ori. 1861 ; vervolgens in 18G2 de veldslagen bij Sltiiob in Tennessee (6 en 7 April), bij Malvernhills enz, (27 Juni tot 2 Juli) en bij Gainesville (27 Aug. tot 1 Sept.) in Virginië, bij Antietam (17 Sept.) in Maryland, bij Fredericksburg in Virginta (13 Decemb.); in 1863 de bemachtiging van Vicksburg aan den Mississippi door de Unionisten (4 Juli), de overwinning door hen bevochten bij Murfreesboro (5 Jan.), de veldslagen bij Chickamauga (19 Sept.) en Chattanooga (25 Nov.), de inname van Atlanta (26 Juli 1864), en eindelijk de bemachtiging van liet laatste bolwerk der. Geconfedereerden, hunne hoofdstad Richmond, die, na lang en hardnekkig verdedigd te zijn door den zich in den ganschen oorlog met roem overladen hebbenden generaal Lee, eindelijk na eenen moorddadigen strijd ingenomen werd (3 April 1865) door den even bekwamen als onverschrokken Grant, generaal der Unionisten. De meesterlijk volbrachte aftocht van Lee was slechts de laatste levensvonk van de kracht der Geconfedereerden; reeds zes dagen later (9 April) zag hij zich genoodzaakt de wapenen neder te leggen in eenen strijd, die van dat moment af aan slechts eene doellooze menschenslachting zou geweest zijn. Hiermede was de rampzalige burgeroorlog geëindigd: de Noordelijke staten vierden overal feest over de behaalde zegepraal, toen eensklaps het land in rouw werd gedompeld door den moord (15 April 1865) op den president der V.-S. gepleegd (zie LINCOLN). Maar de Zuidelijke staten waren en bleven voor goed overwonnen; hun president Jefferson Davis (zie dat art.) zat een paar jaren gevangen, in het onzekere of die gevangenschap met een doodvonnis of met eene vrijspraak zou eindigen; toen hij in 1867 op vrije voeten gesteld werd, begaf hij zich naar Europa; en middelerwijl was in de gansche Unie de afschaffing der slavernij eene onherroepelijke daadzaak geworden, zoodat thans in het gansche gebied der V.-S. aan den kleurling dezelfde bevoegdheden en rechten bij de wet zijn verzekerd als aan den blanke, waaruit echter van tijd tot tijd nog al ernstige moeilijkheden geboren werden gedurende het presidentschap van Andrew Johnson.
Presidenten der Vereenigde Staten.
George Washington 1789
gekozten tweeden male 1793
John Adams 1797
Thomas Jefferson 1801
ten tweeden male 1805
James Madison 1809
ten tweeden male 1813
James Monroe 1817
ten tweeden male 1821
John Quincy Adams 1825
Andrew Jackson 1829
ten tweeden male 1833
Martin van Buren 1837
W. Harrison (en J. Tyier vice-president) 1841
James Polk 1845
Z. Taylor (en Filimore vice-president) 1849
Franklin Pierce 1853
James Buchanan 1857
Abraham Lincoln 1861
(tegen-president Jefferson Davis 1861-65.)
Andrew Johnson 1865
Ulysses S. Grant, gekozen tegen 1869